United States or Saint Helena, Ascension, and Tristan da Cunha ? Vote for the TOP Country of the Week !


Indien de woorden een bliksemstraal geweest waren, konden zij niet met meer verpletterende snelheid aan Hucks bleeke lippen zijn ontsnapt. Zijne oogen stonden strak en zijn adem stokte, toen hij naar een antwoord wachtte. De boschwachter schrikte, zag hem een paar seconden zwijgend aan en zeide toen: "Breekijzers. Maar, wat scheelt u?"

Dus was deze voor eeuwig verloren! Maar waarom zou zij schreien? Hoe vreemd dat zij schreide. Deze gedachten doorkruisten Hucks brein en onder de vermoeienis van het peinzen viel hij in slaap. Toen zeide de weduwe tot zich zelve: "Daar slaapt hij, de arme drommel. Tom Sawyer hem vinden! Gave God, dat iemand Tom Sawyer vond!

Tom las hem de les, zeide hem hoezeer hij allen verontrust had en verzocht hem naar huis te gaan. Hucks gelaat verloor de uitdrukking van kalme tevredenheid en betrok. Hij zeide: "Spreek er niet van, Tom. Ik heb mijn best gedaan, maar het gaat niet; neen, het gaat niet voor mij: ik ben er niet aan gewoon. De weduwe is goed en vriendelijk; maar ik kan het niet bij haar uithouden.

Verbeeld je, dat we eens een koperen pot vinden met honderd roestige dollars er in, of een verrotte kist met diamanten. Wat zou je daarvan zeggen?" Hucks oogen glinsterden. "Dat is zat, meer dan zat voor mij. Geef mij de honderd dollars, dan mag jij de diamanten houden!" "Afgesproken! De diamanten zijn lang niet te verwerpen. Sommigen zijn twintig dollars het stuk waard.

"Ja," zeide Huck, op de hoofdzaak terugkomende, "hij die den brandewijn in 'nommer twee' gekaapt heeft, die heeft ook het geld weggenomen; in allen gevalle is 't voor ons verkeken." "Huck, dat geld is nog altijd op 'nommer twee' gebleven." "Wat zeg je?" Huck zag zijn makker scherp aan. "Hebt je het spoor van den schat teruggevonden, Tom?" "Huck, hij is in de grot." Hucks oogen schitterden.

Bovendien werd de geschiedenis van hun vroeger leven opgehaald en werden daarin bewijzen van een buitengewonen aanleg en een buitengewoon verstand ontdekt. De weduwe Douglas zette Hucks geld uit tegen zes percent, en de heer Thatcher deed, op verzoek van tante Polly, hetzelfde voor Tom. De knapen hadden nu elk een ontzaglijk inkomen: een dollar voor elken werkdag en een halve voor de Zondagen.

Toch deed de weduwe haar best om een verrast gezicht te zetten en hoopte zulk een tal van complimenten en zooveel dankbaarheid op Hucks hoofd, dat de knaap den bijna ondraaglijken last zijner nieuwe kleeren haast vergat, door het onuitstaanbaar lijden van als een mikpunt voor ieders blikken en ieders loftuigingen gebruikt te worden.

Hij bracht het geheim van Hucks aandeel aan het vraagstuk op de treffendste wijze en met de schoonste dramatische wendingen, die hij in zijne macht had, voor den dag; doch de verrassing, die deze ontdekking veroorzaakte, was eenigszins gehuicheld, en het gejuich was niet zoo groot als het onder gelukkiger omstandigheden geweest zou zijn.

Hij verborg de lantaarn in Hucks suikerton en het wachthouden begon. Tegen elf uren werd de herberg gesloten en werden de lichten, de eenige uit de geheele buurt, uitgedaan. Geen Spanjaard werd er gezien. Niemand was het steegje in- of uitgegaan. Alles was gunstig. Overal zwarte duisternis en doodelijke stilte, alleen afgewisseld door het verwijderd gerommel van den donder.

"Huckleberry Finn, waarachtig! 't Is geen naam, waarvoor zich vele deuren openen, geloof ik. Maar laat hem binnen, jongens, en laat ons zien wat er te doen is." "Zeg het, als je blieft, nooit, dat ik je het verteld heb," waren Hucks eerste woorden, toen hij binnentrad.