United States or Portugal ? Vote for the TOP Country of the Week !


ANTIPHOLUS VAN SYRACUSE. Een lage schurk zijt gij, die zoo mij hoont. Durft gij mij staan, dan zal ik tot uw straf Mijn eer en eerlijkheid terstond u staven. KOOPMAN. Ik durf, en staaf, dat gij de schurk hier zijt. ADRIANA. Houd op, doe hem geen leed; hij is waanzinnig. 33 Dringt tot hem door, ontwapent hem; en bindt Ook Dromio, en voert hen naar mijn huis.

De Deken der beenhouwers wierp een verachtende blik op de soldenier, die aldus met zijn ongeluk spotte. Deze hernam: "Bezie mij toch zo fel niet, vervloekte Klauwaard, of ik sla u in het aanzicht." "O laffe Fransman!" riep Breydel. "Aldus zijt gijlieden. Een gevangen vijand hoont en bespot gij, onedele huurlingen van een verachtlijke meester..."

Dat kon Japi goed: met 't welwillende beschaafde Hollandsche publiek afrekenen, dat niemand duldt die er niet minstens even dom en smakeloos uitziet als zij, en hoont en hardop over je praat alsof niet zelfs op 't kleinste dorp sedert eeuwen dominees en pastoors bezig zijn 't volk op te voeden.

Moeder, gij en uw zonen Hoont hem zonder wiens al-doorstaanden wil Onder de wreede almacht van Jupiter Niet zij alleen, ook gij vergaan zoudt zijn Als dunne mist, op morgenwind ontrold. Kent gij mij niet, den Titan? hem, die tegen Uw anders al-veroverenden Vijand Zijn lijden slagboom zijn deed?

Na het wilde paard Bucephalus getemd en afgericht te hebben, trekt de jongen met permissie van zijn vader naar de Olympiese spelen. Daar hoont een andere vorst hem en spuugt zelfs naar hem; met kalme zelfbeheersing verdraagt de jongeling eerst de belediging, maar wreekt zich door hem onder de spelen ter aarde te vellen.

Rodolf, door dit verwijt gekwetst, ontstak in een hevige toorn, hij naderde dichter bij de Veldheer, en antwoordde met bitsige nadruk: "Gij twijfelt aan mijn moed? Gij hoont mij? Maar ik vraag u, durft gij mij op staande voet en alleen tussen de vijand volgen? Ik zal u zo ver brengen dat gij nimmer wederkomen zult ..."

en dat alom daarbuiten is geleegen de macht-kreits des Verdoemden, dien gij hoont, en dat Gehenna geen verschrikking toont zóóals die Nacht, waar alle Konden zweegen. Wat is er Hel, 't en zij de Hel van Waan waar, door een schijn verblijd, wij armen allen verspeelen ons kortstondige bestaan, om lachend in den muil des Doods te vallen?

Hij hoont het huwelijk en het kloosterleven; hij richt al de fantazie op de vleeschelijke lusten, en wat het ergste is, hij laat door Venus, door Nature, zelfs door Dame Raison de begrippen van het Paradijs en de christelijke mysteriën vermengen met die van het zingenot. Inderdaad, daar school het gevaar.

LUCIUS. Dood, zoo gij wilt; niet om zijn vrouw te zijn; Zij is verloofd, echt, wettig, met een ander. SATURNINUS. De keizer, Titus, neen! behoeft haar niet, Noch haar, noch u, noch iemand van uw stam; Die eens mij hoont, hem zal ik soms vertrouwen, U nimmer, noch uw valsche trotsche zoons, Verbonden allen tot mijn schande en oneer. Kon niemand hier in Rome een speelbal zijn Dan Saturninus?

Samen groeiden we op, Een dubbelkers gelijkend, schijnbaar twee, Maar bij die tweeheid innig toch vereend; Twee bessen, minnend op één steel gegroeid; Twee lichamen, naar 't scheen, maar met één hart; Twee schilden, met geheel gelijk blazoen, Aaneengevoegd, met éénen helm gekroond. En rijt gij onzen ouden band van een En hoont gij, saam met mannen, uw vriendin?