Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 21 oktober 2025
Mijn oom Herse wilde echter zijne kunststukken doorzetten en had al weder een nieuw rolletje kruit genomen, doch de baljuw ging naar hem toe en zeide, dat het nu genoeg was; 't was heel mooi geweest, en hij bedankte hem zeer.
"En daarin heeft hij ongelijk!" roept mijn oom Herse: "als hij juist geantwoord had, dan had hij moeten zeggen: de molen moet in brand gestoken worden. En hij zal in brand gestoken worden, al de molens in 't heele land moeten in brand gestoken worden." Dit zeggende, stond hij op en ging met groote stappen om den molensteen rond.
De pribbenowsche boeren en de daglooners uit Jurnsdorp en Kittendorp kwamen met hooivorken en allerlei ander gereedschap en sloten zich aan. "Johan Heinz," zeide mijn oom Herse tot zijn' adjudant, "dit zijn onze ongeregelde troepen.
Zij spoedden zich nu alle drie naar boven, naar het rookzoldertje, en nadat Frits Sahlmann de losse plank en de gelegenheid daar achter had aangewezen, sprak mijn oom Herse: "Zóó, mamselletje! ga hier nu op den rookzolder zitten, want zitten moet gij nu; ik zal achter u toesluiten, en wanneer gij hoort, dat hier iemand aan de deur komt, dan kruipt gij zachtjes door de plank in het kleine hoekje, maar pas vooral op, dat gij niet hoest of niest."
En tante Herse had een' krans van groene laurierbladen in de hand; die had de oude Metz van zijn boom geplukt, waarvan hij anders alleen eenige bladeren afplukte, als zijne lieve vrouw brasem kookte; en de krans was met een lang, rood zijden lint toegebonden; dat had Jozef Kasper bezorgd, en daarom nam tante hem meê.
De overste zag hem verwonderd aan en vroeg hem: "Waarom staat gij hier nog?" Oom Herse bewoog zijne takken en aan zijn donkerrood gelaat was het te zien, dat in zijn' top de stormwind begon te ruischen. "Dat wilde ik u vragen," was zijn antwoord. Zoo in dit oogenblik een vreemdeling de deur was binnengekomen, zou hij 't wel gelaten hebben, te beslissen wie de overste en wie de raadsheer was.
Er wordt over die zaak met niemand hoegenaamd gesproken; verstaat gij! met niemand hoegenaamd! Ik zal met Itzig spreken; die moet koren in plaats van geld aannemen, en met paschen zal dan alles in orde zijn en dan, Voss...." "En dan, mijnheer Herse?" "Dan komt het surplus. Maar, Voss, de zaak blijft geheim!"
Hij liep dus en terwijl hij nu zoo liep, en hier over een' sloot sprong, en dan weêr terug, altijd vóórop, dat hij Fieken in de oogen kon kijken, zeide de molenaar Voss: "Mijnheer Herse, dat is mijn neef, de zoon van Jochem Voss; is 't niet een flinke kerel?" En de raadsheer Herse antwoordde: "Dat is hij, vriend Voss; een knappe kerel is hij." En de bakker Witt zeide: "Hij is een stevige kerel."
"Netje lief, elke omstandigheid is gewichtig, als de onschuld aan den dag moet komen. En geloof je niet," zoo vroeg hij aan Fieken, "dat zij met den raadsheer Herse weggeloopen is?"
Toen de molenaar en mijn oom Herse den slotberg afgingen, spraken zij geen woord, maar uit geheel verschillende oorzaken; de molenaar zweeg, omdat hij geheel in zich zelven gekeerd was, mijn oom, omdat hij geheel buiten zich zelven was; hij kon de woorden niet vinden. Ten laatste barstte hij uit: "Dat moet een gerechtsdag verbeelden? Dat moet een vonnis verbeelden!
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek