Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 18 juli 2025
Komt, Egeus en Demetrius, wij gaan; Ik heb u noodig voor ons huwlijksfeest, Maar deel het een en ander bovendien U meê, dat van nabij uzelf betreft. EGEUS. Wij volgen u, naar plicht en eigen wensch. LYSANDER. Hoe is 't, mijn lief, hoe ziet uw wang zoo bleek? Hoe zijn de rozen er zoo snel verwelkt? HERMIA. Wellicht wijl regen haar ontbreekt, ofschoon Mijn oogen rijk genoeg in tranen zijn.
DEMETRIUS. Lysander, houd uw Hermia; ik dank; Minde ik haar ooit, thans gloeit in mij geen sprank; Mijn hart had eens bij haar als gast een kluis, Maar kwam voor goed bij Helena weer t'huis; Daar blijft het nu. LYSANDER. Geloof 't niet, Helena. DEMETRIUS. Spreek niet een trouw, die gij niet kent, te na, Als gij niet wilt, dat gij er duur voor boet! Daar komt uw liefste; zie, zij wacht uw groet.
O, dat een vrouw, door éénen man versmaad, Dies van een andren krenking ondergaat! LYSANDER. Haar blik viel niet op Hermia. Slaap gij, En kom Lysander nimmermeer nabij!
HERMIA. O hel! te kiezen met eens anders oog! LYSANDER. Of, was ook ziel met ziel aaneengesmeed, Dan heeft haar ziekte, krijg of dood belaagd, Voorbijgaand, vluchtig als een klank doen zijn, Kort als een droombeeld, ijdel als een schim, Snel als het weerlicht in koolzwarte nacht, Dat plotsling aarde en hemel openbaart, Maar, eer een mensch nog zeggen kan: "het licht!"
DEMETRIUS. Wat ijdle waan! 't is nutteloos gewoed! Ik ben niet schuldig aan Lysanders bloed; Ook stierf hij niet, zoover ik zeggen kan. HERMIA. En is hij wel? O zeg, wat weet ge er van? DEMETRIUS. En wist ik iets, wat gunst wilt gij mij biên? HERMIA. Het voorrecht van mij nimmer weer te zien. Gehaat is mij uw bijzijn, ik ontvlied: Zie nooit mij weer, hetzij hij leve of niet.
DEMETRIUS. 't Is alles ver en klein, onkenbaar flauw, Als verre bergen, door een wolk omhuld. HERMIA. En mij is alles, als waar 't oog gedeeld, En zag ik alles dubbel. HELENA. Zóó is 't mij; Ik vond Demetrius, als een juweel, Dat mij behoort en niet behoort. DEMETRIUS. Ik denk, Wij droomen nog. Was niet de hertog hier, Die ons den last van hem te volgen gaf? HERMIA. Ja, en mijn vader.
Vertrouwt ge uzelf, duld, dat ik me aan uw zij, Want mij kunt gij vertrouwen, nedervlij. HERMIA. Gij haalt er dat "vertrouwen" aardig bij; Geloof toch, 't was geen wantrouwen of vrees, Dat ik u maar wat verder ginds verwees.
HERMIA. Ontvang als troost, dat hij mij nooit meer ziet, Daar ik van hier met mijn Lysander vlied. O, vóór den tijd, dat ik Lysander zag, Was mij Athene een Paradijs; maar, ach! Sinds zijn betoovring mijn gemoed regeert, Heeft die den hemel in een hel verkeerd!
HERMIA. En op dat bloemrijk plekje van het woud, Waar gij en ik zoo vaak in zoeten kout Neêrlagen en ons hart uitstortten, dáár Ontmoeten nu mijn lief en ik elkaar; Wij zoeken, nu Athene ons zoo verbant, Ons nieuwe vrienden in het vreemde land. Vriendin, vaarwel! Zend ons uw heilbeê na; Schenke u 't geluk Demetrius als gâ! Houd woord, Lysander!
Wedijvrend maakt gij 't hof aan Hermia, Wedijvrend ook verguist gij Helena; Een manlijk stuk, een ware heldendaad, Een weerloos meisje tranen door uw smaad Te ontlokken! maar geen edel man, niet één, Die zoo een maagd zou hoonen, haar zoo treên Op 't hart, en dat voor uw vermaak alleen! LYSANDER. Demetrius, houd op; gij doet haar leed; Want gij mint Hermia, weet wel, dat ik 't weet.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek