United States or Palestine ? Vote for the TOP Country of the Week !


Hij was evenwel niet ontevreden en glimlachte, als meende hij te doen te hebben met een onnoozel kind, welks grillen men behoort te verschoonen. Zij greep weder zijne hand en sprak: "Heer oom, gij beschuldigt mijnen vader van ondankbaarheid. Het is integendeel zijne dankbaarheid en oprechte vriendschap die de eenige redenen zijn geweest van uwe verbittering tegen hem.

Mijnheer Fauchelevent, mijnheer Tranchelevent, vader Gillenormand wenschte niets liever, dan van "dien mijnheer" verschoond te blijven. Hij zeide: "Niets is gewoner dan deze zonderlingen. Zij doen allerlei vreemdigheden, zonder reden. De markies van Canaples was nog erger. Hij kocht een paleis om er den zolder van te bewonen. Die lieden hebben allerlei phantastische grillen."

"Nu ben ik even wijs," dacht Willem, terwijl hij ontevreden terugging en het dek op en neer wandelde. "Maar kom! die grillen uit het hoofd gezet. Waar is de kaart van Friesland? Mijne Heeren! wij zullen ons plan van landing nog eens nazien."

Een enkel oogenblik toen hij bevrijd meende te zijn van zijn daden en van zijn liefde, was zijn geluk volkomen geweest, maar weldra had zich een zekere treurigheid van hem meester gemaakt. Hij zocht, bijna zonder zich er van bewust te zijn, een nieuw doel voor zijn wenschen en hield voorbijgaande grillen voor ernstig streven.

Mijnheer Reimond wist de voorvallen wel zonder begoocheling te beschouwen, wanneer het zijne eigene grillen niet gold. De arme jongen had diensvolgens zijn doel niet bereikt. Zijn oom liet hem den tijd niet om daaraan te twijfelen, dewijl hij nu zeide: "Gij moet trouwen met Theresia De Wit. De geest van het doodshoofd heeft het bevolen: zijne uitspraak is een onherroepelijk vonnis."

Kan het Gode aangenaam zijn, vroegen zij, als men de beginselen des huwelijks zoekt in die ijdele, afgodische namen en grillen van Venus, Cupido en ander duivels gespuis? Wordt niet door zulke venusdichten eene ontuchtige manier van spreken ingevoerd en de jonge jeugd schrikkelijk afgetrokken in hare vrijagiën?

Er kwamen nog andere personen, die mij werden beschreven. Ook onze meesteres vergat hij niet. De beschrijving van haar beviel mij nogal. "Ze heeft geen lastig humeur, ondanks de philosophie, en men heeft, als men bij haar in betrekking is, niet veel grillen te verdragen. Zij is een verstandige, redelijke vrouw en heeft geen hartstochten. Ze heeft geen lust in spelen, ook niet in galante avonturen; ze houdt alleen van conversatie. Voor de meeste dames zou een leven als het hare te vervelend zijn." Eenige dagen later echter begon ik te vermoeden, dat de markiezin de liefde niet zoo vijandig gezind was als Molina had gezegd en ik zal meedeelen welken grond ik had voor mijn vermoeden. Op een ochtend, terwijl zij bezig was met haar toilet, meldde zich een klein gebocheld mannetje aan van ongeveer veertig jaar met een onaangenaam uiterlijk. Hij zei me, dat hij mevrouw de markiezin wilde spreken. Ik vroeg hem namens wien hij kwam. "Namens mij zelf," antwoordde hij trotsch. "Zeg, dat ik de heer ben, over wien ze gisteren met dona Anna de Velasco heeft gesproken." Ik liet hem binnen en ging mijn meesteres zeggen, dat hij er was. De markiezin deed een uitroep van vreugde en zei, dat ze hem zou ontvangen. Zij bepaalde zich er niet toe, om hem vriendelijk te ontvangen, de meisjes moesten de kamer verlaten en ze bleef alleen met den kleinen bochel. Wij lachten om dat mooie tête-

Ik ben een oud Hollander, die hier niet kom om zulke grillen, maar om mijne affaire te doen, en bemoei mij niet met het teeken des beestes, of waar zij dat opplakken; doe ook zoo, en je zult wèl doen. Wel, ik denk, dat ik zoowel in den Bijbel lees als jij, maar wie duivel heeft daar ooit van heilige sukkelaars gelezen? Broer Benjamin is een zotte vent, hoor!

Wat! hij een zwakkeling, hij buigen voor de grillen eener vrouw, hij, Erec, de fiere koningszoon, wiens wil wet was in het rijk zijns vaders en die, in het bewustzijn van zijn hoogen rang, vol hoogmoed placht neer te zien op de ridders uit zijne omgeving! Hoe durfden zij het wagen, die laffe vleiers en kruipers, om hem achter zijn rug te bespotten!

Ge doet mij veel verdriet. Men moge grillen hebben, maar men doet zijn kleine Cosette geen verdriet aan. 't Is slecht. Ge hebt het recht niet ondeugend te zijn, gij, die zoo goed zijt." Hij antwoordde niet. Levendig nam zij zijn handen, en met een onweerstaanbare beweging hief zij ze tot haar gezicht op, drukte ze tegen haar hals, onder haar kin, 't geen een groot bewijs van teederheid is.