Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 17 mei 2025


Hij richtte zich op, en Gavroche hoorde hem tot Montparnasse zeggen: "Sta op!" Montparnasse stond op, maar de oude man hield hem vast. Montparnasse had de vernederende, maar woedende houding van een wolf, die door een schaap was gebeten. Gavroche tuurde en luisterde, en deed moeite om zijn gezicht door zijn gehoor te versterken. Hij had een ongelooflijken schik.

"Waar te bed?" "Bij mij." "Waar is 't bij u?" "Bij mij." "Ge hebt dus een woning?" "Ja, ik woon." "En waar woont ge?" "In den Olifant," zei Gavroche. Montparnasse, die uit zijn aard niet licht verwonderd was, riep echter onwillekeurig: "In den Olifant!" "Ja, ja, in den Olifant!" hernam Gavroche. "Wat zou dat?"

Een pronker, die, naar hier verdwaald, aan het einde der straat slenterde, gaf een afleiding. Gavroche riep hem toe: "Voeg u bij ons, jongmensch. Nu! wilt ge dan niets voor het oude vaderland doen?" De pronker maakte zich schielijk uit de voeten.

"Ge wilt zeggen zwart brood," hernam Gavroche met rustige, koele verachting. "Wit brood, baas! Ik trakteer!" De bakker glimlachte onwillekeurig, terwijl hij het wit brood sneed, en zag hen met een medelijdenden blik aan, die Gavroche beleedigde. "Nu, bakker," zeide hij, "waarom kijkt ge ons zoo aan?" Op elkander gezet zouden zij nauwelijks een el groot zijn geweest.

"En," merkte de oudste der kleinen bedeesd op, die alleen tot Gavroche durfde spreken en hem antwoorden, "een vonk zou in het stroo kunnen vallen; wij moeten zorgen, dat we het huis niet in brand steken." Het onweder werd heviger. Men hoorde, tusschen het rollen des donders, den plasregen tegen den rug van den kolos kletteren.

"Zonder u was ik doodgeschoten!" hernam Courfeyrac. "Zonder u was ik doodgestoken!" zei Gavroche. Marius vroeg: "Waar is de aanvoerder?" "Dat zijt gij," zei Enjolras. 't Had Marius den geheelen dag in het hoofd gegloeid; nu was 't een storm. 't Scheen hem, dat deze storm buiten hem woedde en hem medesleepte. 't Scheen hem, alsof hij reeds op een verren afstand van het leven was.

Toen waagde het de kleine, die het van angst niet langer kon uitstaan, Gavroche te roepen, maar zacht en met ingehouden adem: "Mijnheer?" "Nu?" vroeg Gavroche, die even de oogen gesloten had. "Wat is dat toch?" "'t Zijn ratten," antwoordde Gavroche. En hij legde zijn hoofd weder op de mat.

"Wij moeten toch eens zien." "Ja, ja," zei Brujon, "wij moeten eens zien." Geen der mannen lette ondertusschen meer op Gavroche, die gedurende dit gesprek zich op een der straatpalen tegen de schutting had gezet; hij wachtte eenige oogenblikken, of zijn vader misschien bij hem zou komen, daarop trok hij zijn schoenen weder aan en zeide: "'t Is gedaan? Hebt gij mij niet meer noodig, mannen?

Gavroche was werkelijk als te huis. O onverwachte nuttigheid van het nuttelooze! liefdadigheid der groote dingen! goedheid der reuzen! Dit onverwachte monument, dat een denkbeeld des keizers had bevat, was nu het nachtverblijf van een straatjongen geworden. De kolos had den knaap ingenomen en geherbergd.

"Joly, leen mij tien sous," zei Laigle, en zich tot Grantaire wendende: "Leen mij tien sous, Grantaire." Dit maakte twintig sous, welke Laigle aan den knaap gaf. "Ik dank u, mijnheer," zei het jongetje. "Hoe heet ge?" vroeg Laigle. "Navet, de vriend van Gavroche." "Blijf bij ons," zei Laigle. "Ontbijt met ons," zei Grantaire.

Woord Van De Dag

rozen-hove

Anderen Op Zoek