United States or Guyana ? Vote for the TOP Country of the Week !


"Een schoone riem, Heer," zeide Fulco. "Toch kan ik hem u voor weinig geld geven; slechts achttien denariën. Valt u dat niet mede?" "Dat is niet duur!" riep Aloud vergenoegd uit. "Mijn vorige riem is op verre na zoo mooi niet en kost mij de helft meer. De koop is gesloten, hoor." "En deze dolk, kramer?" vroeg de schildknaap weer. "'t Is de mooiste uit de geheele verzameling, Jonker," zeide Fulco.

't Zal laat zijn, eer we op den burcht aankomen. Als we maar niet na middernacht in het bosch zijn." Fulco glimlachte. Hij wist wel, waarom Jonker Jan niet graag na middernacht door een bosch of langs een kerkhof ging. "De Jonker heeft gelijk, Edele Heer," zeide hij spottend. "Dan zal het niet pluis zijn in dat donkere woud."

"Ik ben klaar, Edele Heer. Volg me." Zoo snel mogelijk werd het paard van Heer Gijsbrecht in de breede aak overgebracht, wat met groote moeite gepaard ging, omdat de schimmel volstrekt geen lust in een watertochtje scheen te hebben. Maar pas waren zij daarmede gereed, of Fulco riep: "Stil! Hoor! Zijn dat geen ruiters, die ik daar hoor aankomen?" Allen luisterden. "Er is geen twijfel aan.

"Het spijt mij wel, goede vrienden," zeide hij, "maar het is nu waarlijk te laat, om mijne mars nog uit te pakken .... " "Och, kom!" viel men hem van verschillende kanten in de rede, "'t is nog vroeg genoeg. Wij hebben den geheelen avond nog vóór ons." "Gijlieden wel," hernam Fulco, "maar ik niet. Ik ben vreemd hier in de stad, weet-je, en ik moet nog een onderkomen zien te vinden.

Maar u verlaten, dat doe ik niet." "Ik beveel het je, Fulco. Hier is de weg. Rijd dien in. Vaarwel!" Maar Fulco was zijn Heer voor de eerste maal ongehoorzaam. Hij bleef naast hem voortrijden en joeg de paarden onophoudelijk voort. "Ik doe het niet, Heer. Zou ik u verlaten, om aan de Edele Vrouwe te gaan vertellen, dat ik als een lafaard u in den steek had gelaten?

"'t Zijn goede paarden, dat is waar, maar het paard van Vianen had al een vermoeienden rit achter zich." "Ik vertrouwde de zaak al niet, zoodra ik dien brombeer het binnenplein zag oprijden," zeide Fulco. "Hij schijnt mij wel diep te haten," mompelde Heer Gijsbrecht. "Toch durf ik verklaren, dat ik hem niets in den weg heb gelegd.

Bertha beefde, toen zij dat woord uitsprak, maar toch zeide zij het met eene vaste stem. "Neen, Jonker, dat gaat niet," zeide Fulco. "Het zou misschien verstandiger zijn, list tegenover list te stellen. We moeten een gijzelaar in onze macht zien te krijgen, wiens leven Vianen nog meer waard is, dan dat van onzen Heer.

Lang behoefde hij niet te wachten, want reeds den eersten dag na zijne aankomst ontving hij de uitnoodiging, om voor den Graaf te verschijnen. Gevolgd door Fulco begaf hij zich naar het slot, waar hij door een schildknaap naar de burchtzaal werd geleid. De Graaf en Van Borselen hadden aan eene tafel plaats genomen. Twee klerken, ieder met eene lessenaar voor zich, zaten aan weerskanten.

Hij vertelde in korte woorden, hoe de zaken te IJselstein stonden en ging het kasteel binnen, waar hij dadelijk in de burchtzaal werd toegelaten. Zoodra hij binnenkwam trad Heer Otto hem al te gemoet en vroeg: "Wat nu, Fulco! Wat is er gebeurd?" "Niets om u ongerust over te maken, Edele Heer.

Je weet het immers zelf zeer goed, dat we niet aan je moed twijfelen. Daarvoor kenden we je reeds te lang. En Fulco .... " "Twijfelt er ook niet aan, Jonker," vervolgde Fulco, den jonker de hand toestekende. "Ik wilde u alleen maar een weinig plagen." De jonker nam de hem toegestoken hand aan. "Dat is dus weer in orde," hernam de ridder. "Ik geloof, dat de regen eindelijk opgehouden is.