Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 12 mei 2025


Mevrouw Aubain zat aan 't voeteneind van het bedje, dat ze met haar armen omklemde. Ze snikte als een zieltogende. Rechts stond de overste. Drie luchters brandden op de latafel, de kaarsevlammen schenen roode vlekken, wit wolkte de nevel voor de vensters. Een paar zusters voerden mevrouw Aubain weg. Twee nachten lang verliet Félicité de doode niet.

Maar ze was nu blind, ze kuste hem op den kop en hield hem tegen haar wang. Toen nam vrouw Simon hem weer terug, om hem op 't altaartje te zetten. Uit de weien woei de zomergeur aan; vliegen gonsden; de zon overglansde de rivier en blakerde de leien. Vrouw Simon was teruggekomen en viel zachtjes in slaap. Klokgelui maakte haar wakker; de vespers waren uit. Félicité kwam weer bij.

Mevrouw Aubain zat neer, bezig met haar naaiwerk; naast haar was Virginie biezen aan 't vlechten; Félicité trok lavendelbloemen uit; Paul, die zich verveelde, wilde weg. Andere keeren voeren ze de Toucques voorbij, en gingen schelpen zoeken, 't Laag getij had zee-egels en kwallen op 't droge gelaten, en de kinderen liepen schuimvlokken na, die de wind meenam.

Mevrouw Aubain was met haar twee kinderen aan 't eind van de wei, en zocht, buiten zichzelf van angst, hoe over den hoogen kant te komen. Félicité week aldoor achterwaarts met den stier vóór zich, en wierp almaar met graskluiten die hem blind maakten, terwijl ze bleef roepen: "Haast u dan toch! Haast u dan toch!"

Félicité wilde weten, wat haar scheelde. Maar ze was te doof om het te kunnen verstaan, een enkel woord slechts drong tot haar door: "Longontsteking." Ze kende dit woord, en zei zachtjes: "O, juist als mevrouw," ze vond het heel natuurlijk hetzelfde te hebben als haar meesteres. De dag van de rustaltaartjes naderde.

Een losbarsting van geweerschoten deed de ruiten trillen. Het waren de postiljons die het Allerheiligste groetten. Félicité rolde met de oogen, en zei, zoo duidelijk ze vermocht, vol zorg voor den papegaai: "Staat hij goed?" Haar doodsstrijd begon. Een gereutel, dat steeds sneller werd, deed haar zijden schokken, 't Schuim blies tot bellen op in haar mondhoeken, en heel haar lichaam beefde.

Mevrouw Aubain strikte haar hoed vast. "Geef me mijn stoof, mijn beurs, mijn handschoenen; wat gauwer, toe!" Virginie had een bezetting op de borst; misschien was het hopeloos. "Nog niet!" zei de dokter, en ze stegen beiden in het rijtuig, terwijl de sneeuwvlokken om hen heen dwarrelden, 't Begon nacht te worden. Het was heel koud. Félicité spoedde zich de kerk in, om een kaars aan te steken.

Kort daarna was er Liébard, de pachter van Toucques, klein, blozig, zwaarlijvig, die een grijs vest droeg en slobkousen van sporen voorzien. Beiden kwamen ze hun eigenares kippen of kaas te koop aanbieden. Félicité was hun altijd weer te slim af, maar vol achting voor haar gingen ze heen.

Toch voelde ze zich gelukkig. De vrindelijkheid der omgeving had haar alle verdriet doen vergeten. Alle donderdagen trouw kwamen kennissen een partij bostonneeren. Félicité maakte tevoren de kaarten en de stoven in orde. Klokke-acht kwamen ze, en op slag van elf gingen ze heen. Iederen maandagmorgen stalde de uitdrager, die in de steeg woonde, langs den grond zijn oud-roest uit.

Ze moest voor zich zelve zorgen, om wille van haar zoon en de nagedachtenis van "haar". "Haar?" hernam mevrouw Aubain dan, alsof ze wakker werd. "Ach ja!... ja!... Ge vergeet het niet!" doelend op het kerkhof, waarvan men haar angstvallig verwijderd hield. Félicité ging er iederen dag heen.

Woord Van De Dag

vuistdreigend

Anderen Op Zoek