Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 3 oktober 2025
Maar ontwyfelbaar zeker is het toch niet, dat zy tot de moedersnamen behooren. Aafke of Aafje is wel een vrouenaam, nog heden in Friesland en Noord-Holland in volle gebruik. Duifje, Duveke is een oud-nederlandsche vrouenaam die nog eene enkele maal voorkomt. In menige streek van ons vaderland worden de mansvóórnamen veelvuldig in verkleinform gebruikt, vooral in Friesland.
"Zie zoo mijn duifje!" riep zij Adelgonde toe: "zoo is het goed, nu zijt gij toch van den schrik bekomen. Eet en drink nu maar eens naar hartelust, het is u volkomen gegund."
Pacôme lachte oolijk: Ha .... Ha .... zóo! .... Sörge is niet in zijn schik? Ik zag 't niet, weerlegde mijnheer du Bessy, ik zie nooit iets aan hem. Mogelijk .... maar ik was ook op dat concert, en ik zag het wel! kwijlde Pacôme in een grijns; hij was in het geheel niet in zijn schik .... Hee, Roy-Dour! was Sörge in zijn schik? En waarom, Roy-Dour, mijn duifje, was Sörge niet in zijn schik?
Maar Allard zag daarin iets geheel anders, en de stemming, waarin hij verkeerde, was maar al te geschikt, om hem zijne opvatting aldra als zekerheid te doen aannemen: De witte duif was Cilie; Cilie, die, aldus door een vijand vervolgd, een beschermer zocht, maar..... niet zoo gelukkig als het duifje dien niet zou vinden! Niet zou vinden?..... En was hij er dan niet?
"Ja, het was een lief beest," zeide Romeo en sneed het volgens de regelen der kunst bruingebraden duifje in stukken. En de twee verliefden keken elkaar aan en zagen in elkaars oog een traan. De huichelaars! Dat hadden de uien gedaan!
„Mijn God” zoo sprak de duif „is innig-zacht, Heeft donzen wieken, en bemint ons allen; Almachtig, heerscht hij over duizend-tallen En houdt op ieglijk duifje trouwe wacht.” De sperwer sprak: „Mijn God heeft vlucht en kracht, En kan op eens uit hooger luchten vallen, En die Volmaakte laat een juich-kreet schallen, Wanneer zijn schoone neb een doffer slacht.”
’t Is, dat ik zou kunnen weenen, Als ik denk aan al ’t geluk, Dat het duifje mij zal schenken, Dat ik in mijn armen druk. Zie! mijn woning wordt een hemel, Zonneschijntje! Lentebloem! Als gij daar zult geuren, stralen, En ik u mijn vrouwtje noem. Ach, ik zie u reeds, als heden, Nederknielen aan mijn knie... Kind! ik zal gelukkig wezen, Als ik ú gelukkig zie!
Zoodra zij Boges hoorde naderen, zond zij hare slavinnen weg, sprong overeind en liep hem te gemoet, hem overstelpende met een vloed van onsamenhangende vragen, die alle betrekking hadden op hare vijandin Nitetis. »Bedaar, mijn duifje!" zeide Boges, zijne vleezige hand op haar schouder leggende. »Bedaar!
Dit is nu de nieuwe ... zegt de grootvorstin, keert den helm om en daar plotseling, verbeeld je! bons! klets! Wat rolt er uit? Peren, appelen, bonbons, zegge: twee pond bonbons ... dat alles had ons duifje bij elkaar gepikt en daarin geborgen." Wronsky berstte bijna van lachen.
Dat ik hem niet kan verlaten; de kinderen.... ik ben gebonden. En toch kan ik niet meer met hem leven. Het is een straf voor mij, hem maar te zien." "Dolly, mijn duifje! Hij heeft mij wel is waar alles verteld, maar ik zou het wel eens van u willen hooren. Vertel mij alles." Dolly zag haar uitvorschend aan. Oprechte deelneming en liefde spraken uit Anna's oogen. "Goed!" zeide zij eensklaps.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek