United States or Saint Martin ? Vote for the TOP Country of the Week !


Heur trekken lijnden slap en uit den scheef-getrokken, halfopen mond kwijlde schuim-speeksel ... Geerten beoogde haar met schamper-lachenden blik ... "Ge zijt verdomd strontzat, Pruttige!" ... Na een wijle ... "En, is er geen nieuws over 't geld?..." "Allez toe, verdomd, hangt het kieken niet uit ... Hop!" ... Met ijzeren vuist omklemde hij haren arm, schudde heftig het willooze, voddige lichaam ... Geerten was toornig ... Zijn gezicht werd rood en zijn trekken nijdig-hard.

De dief bekende: hij had de trompet gestolen, was er mee weggevlucht, had het achter een loods, bij 't station, verstopt. Pardon, m'sieu, kwijlde hij smeekend-gevouwen handen naar mij uitstrekkend; pardon, ça ne m'arrivera plus. Allez! beval de commissaris onverbiddelijk. En de snikkende dikkerd werd weggebracht, terwijl een agent de trompet ging halen.

Gestolen? Nicht had het ons toch eerlijk gegeven? »Arglistig is het hart, meer dan eenig ding." En nu knoopt zich aan deze afzetterij nog een ervaring vast. Nicht had een meid-huishoudster, die ons altijd met een heel zoetsappig gezicht begroette. De vriendelijkheid kwijlde haar haast uit den mond, als ze ons de deur opende met haar temerig: »Dag jongeheeren! Zal uwe goed uw voetjes vegen!"

En in het opgeblazen durven, in het zelfgevoel van zijn dapperheid was hij aan 't tabakspruimen begonnen.... «een man mot kenne pruimen wat zegt ú nou, ja.... want wie geen slokkie lust.... dat 's geen kerel.".... En hij stond half te kauwen of dan weêr de heete pruim in zijn mond heen en weêr te gooien; er kwam een klein vies optrekken van het wangenvleesch om de neusvleugels, de mond viel een beetje open, want 't overvloedige sap kwelde hem en kwijlde zijn mond vol.

Er waren drie plaatsen op zijn bank, waarvan er twee meestal door een groenteboer of paardenkoopman werden ingenomen En dan begon de schommeling van twee en een half uur, terwijl de eene buurman pruimde, kwijlde en spoog, de andere met den koetsier samen zijn gemeene tabak rookte.

De kleine zat naast haar, plat op den grond bij haar werktafeltje, de beenen open, morsend met aarde, in en uit een blikken kroesje. Hij had last van zijn tanden en kwijlde en de kwijlstraaltjes rekten van uit zijn natten open mond tot op zijn borstje en van daar tot in zijn morsgeknoei met aarde, waar het een slijkplasje werd.

Pacôme lachte oolijk: Ha .... Ha .... zóo! .... Sörge is niet in zijn schik? Ik zag 't niet, weerlegde mijnheer du Bessy, ik zie nooit iets aan hem. Mogelijk .... maar ik was ook op dat concert, en ik zag het wel! kwijlde Pacôme in een grijns; hij was in het geheel niet in zijn schik .... Hee, Roy-Dour! was Sörge in zijn schik? En waarom, Roy-Dour, mijn duifje, was Sörge niet in zijn schik?