Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 29 juni 2025


»Het beste is, dat u zelf eens gaat kijken, heer," zei de Dajak droogjes. »Dat zal ik doen, en dan zal ik je toonen, dat een blanke beter sporen kan zoeken, dan een Kenjaoe-dajak," vervolgde Kees, die steeds boozer werd. Petinggi Datoek gaf een teeken aan de bala. Deze naderde en men ging weer vooruit. De Dajaks omringden nu den verkenner.

Het gelukte mij in een dag of drie en na een landmarsch van éénen dag met zes dagen vivres. Allereerst werd twee dagen de zijrivier opgevaren en bivak gemaakt. Die rivier bandjirde zoodanig, dat het bivak zoowat klaar was, toen het onder water raakte; hierna zochten wij het een tien meter hoogerop en maakten een tweede bivak. Hier bleven de prauwen achter, vivres, drie fuseliers en éen Dajak.

Ik durf me niet verder te laten glijden." Kees kroop nog iets vooruit. Met de uiterste omzichtigheid boog hij zich voorover en keek in de diepte. Het was waar, wat de Dajak gezegd had. Ze bevonden zich aan den uitersten rand van een afgrond, die wel drie- of vierhonderd meter diep was. Kees begreep nu, dat ze afgedwaald waren.

»Toch moet het wel zoo zijn, heer," hernam de Dajak. »Door het Lawit-gebergte komen ze zeker niet. Het is slechts op één punt toegankelijk en wel ten Oosten van dit dorp. De Sibaoe's komen echter altijd uit het Noorden. Daar is geen toegang. Overal rijzen steile rotsen op. Die kùnnen niet beklommen worden door menschen."

»Dat is wel zoo, heer! Maar we moeten de huizen der Sibaoe's verbranden. Ze hebben de onze ook verbrand." »Doe het dan liever op den terugweg; dan levert het minder gevaar op. Bovendien kunnen we er dan in slapen. Dat is beter, dan altijd in het bosch te overnachten." De Dajak schrok. »Dat kan niet, heer! We kunnen niet slapen in huizen, waar de gedoode Sibaoe's in hebben gelegen.

»Kom maar vlug! De antoe's hebben ons toch ook geen kwaad gedaan. Maak voort, wij moeten verder!" »Ik voel, dat ze mij naar beneden zullen werpen, heer! Zij grijpen mij al bij de beenen," jammerde de Dajak. »Dat is de angst, lafaard!" brulde Kees. »Als je niet komt, gaan wij verder. En dan moet je daar dood hongeren. Er is geen andere weg!"

Een eind verder vond hij den Dajak, die 't eerst naar boven was gegaan, op hem wachten. Het was vrij donker in deze onderaardsche ruimte. Toch zag men aan het andere einde de schemering van het licht. Daar moest dus de andere uitgang zijn. Weldra hadden zich nog een tiental mannen bij hen gevoegd. Nu ging men weer verder, om te zien, waar de gang uitkwam.

»Dat weet ik niet, heer," zei de Dajak en terwijl hij loerend naar Kees zag, vervolgde hij: »De menschen zeiden, dat hij glinsterende steenen zocht. Dat brengt ongeluk." »Zoo, nu daar weet ik niets van, Senawa. Zoek jij nu maar een goeden gids en een paar dragers voor mij. Dan zal ik je goed beloonen, als ik de steenkool gevonden heb," zei Kees, van zijn mat opstaande.

De schilden, evenals andere groote voorwerpen, zooals b.v.b. een soort guitaar, werden uit één stuk hout gehouwen en met veel geduld bewerkt; ten slotte werden ze beschilderd met dezelfde krul-motieven als op de hoeden gezien werden. Was de blioeng of bijl niet zoozeer een wapen van den Dajak, het was toch een onmisbaar werktuig.

Men verkeerde in opgewonden stemming. Vrouwen zoowel als mannen dronken groote hoeveelheden toewak. Enorme porties rijst werden gekookt; vele varkens geslacht, om met hun vleesch den feestdisch te verrijken. Want een Dajak, die feest viert, moet in de eerste plaats kunnen eten en drinken. Een belangrijke plaats vervulden ook de godsdienstige ceremoniën.

Woord Van De Dag

buitendam

Anderen Op Zoek