Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 1 oktober 2025


Hier zijn onze tesseræ, toonden de jongens twee bronzen penningen, die hun de dominus had gegeven. Waar moeten jullie heen? vroeg de decanus, die de tesseræ aannam. Naar de edele Crispina. Blijven jullie niet hier een uurtje saltatio geven? schertste de decanus. Neen, neen, ze moesten naar de edele Crispina. Decius, zei de decanus tot een Prætoriaan.

Ongeveer ten zelfden tijd verscheen Earinus, door Crispina geleid, aan Cecilianus' ziekbed. En hij zeide: Cecilianus, Cecilius laat je groeten en zeggen, dat hij het goed maakt. Cecilianus, bleek, de groote oogen omkringd, lag als steeds op zijn bedde of een niet wijkende koorts hem verteerde. Hij sliep nauwelijks, hij at nauwelijks, hij bewoog niet.

Zij vonden dit alles heel mooi en het was voor hèn.... Een slaaf bracht ooft en gebak op een schaal van verguld en zij aten. Zullen wij ons nu verkleeden? vroeg Cecilius. Ja, zeide Crispina. Wil ik een van mijn slavinnen roepen? Wij kunnen het zelf wel, domina, zei Cecilius. Ja, domina, wij kunnen het zelf wel, zei Cecilianus.

Wat zei ze toch! Dat wij waren....? .... Wij....? De tweelingen....? Ja, de tweelingen van....? .... van Crispina? Crispina? Wie is Crispina? Was Crispina dáar? In het Tribunaal? Wie is Crispina? Er zat naast de Keizerin, rechts, de Virgo Maxima.... Naast de Virgo Maxima.... Domitilla, 's Keizers nicht. En naast die, Fabulla.... En links van de Keizerin....? Was dat Crispina! Onze moeder??

De Keizer heeft den knaap niet vermoord, zei hij alleen. De Keizer is ziek en de jongen verstrooit hem. Hij moet voor hem dansen; dat is alles.... Wanneer komt Cecilius terug? smeekte Crispina. Dat weet ik niet, zei Crispinus somber. Ik dacht, dat hij gisteren avond al terug zoû komen. De Keizer heeft zijn plotse grillen.

Het is ook beter niet te gaan.... Crispina, wat moèt je met dien dominus gregis....? Augusta.... Zeg het me....? Hij komt haar nieuws van haar tweelingen melden, zei ruw Crispinus. Crispinus! kreet zijn zuster. De vrouwen begrepen; zij lachten. Je tweelingen? spotte Domitia. Zijn ze in zijn grex?? spotte Domitilla. Tweelingen! riep Fabulla. In den grex, van Lavinius Gabinius! Maar ik kèn ze!

Fabulla zag hen ook. En Fabulla riep tot de Keizerin, tot de Virgo Maxima, tot Domitilla: Kijk, de tweelingen van Crispina! Crispina schrikte; allen keken om en lachten. Maar de jongens, betrapt, dat zij de Keizerinne-loge hadden ingegluurd, repten zich wat zij zich reppen konden, de præcinctio langs. Toen, te gelijker tijd, bleven zij staan. W

De dominus kwam iederen dag. Er was nu een gelaten moêheid in den knaap en hij scheen niet ongewillig. Als de dominus of Crispina hem aan spoorde op te staan, poogde hij het te doen, slaagde er in, maar in de verstikkende zomerwarmte viel hij dadelijk moê neêr op een panthervel bij den drempel en lag daar.

Heb je niet goed geslapen.... Ik heb gedroomd, zei Cecilius, zich de oogen wrijvende. Van mijn broêrtje. En dat hij ziek was. We kunnen niet zoo lang buiten elkaâr, heer.... Zeg Earinus. Ik durf niet, heer. Gij zijt een voorname jongeling en ik ben maar een komediantje. De zoon van Crispina? glimlachte Earinus. Cecilius keek verlegen.... Ik weet niet.... Het doet er niet toe, zei Earinus.

Het zijn slaven, die mij veel hebben gekost, domina. Het zijn slaven, die ik je geschonken heb. Maar die ik heb opgevoed en aan wie geen kosten gespaard zijn. Zij zijn onvergelijkelijk.... Zij zijn éenig. Crispina glimlachte, verteederd. Ik kan u ze niet verhuren voor minder dan driehonderd sestertiën per dag. Het is héel veel, dominus.

Woord Van De Dag

cnapelinck

Anderen Op Zoek