Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 12 mei 2025
"Gij moet heengaan," zei Rosa, driftig en gebiedend fluisterende, "gij hebt hier niets te maken." "O laat mij toch! Ik heb eene bloem gebracht zoo mooi!" zeide Topsy, eene half ontloken theeroos vertoonende. "Laat ik die toch maar even daar leggen." "Maak je weg," zeide Rosa nog scherper. "Laat haar blijven!" zeide St. Clare eensklaps en stampte met zijnen voet. "Zij mag komen."
"Mama!" riep Eva in eene verrukking van blijdschap, sloeg hare armpjes om haren hals en kuste haar nogmaals en nogmaals. "Dat is genoeg pas op, kind maak niet dat ik hoofdpijn krijg," zeide de Moeder, na haar flauw een kus te hebben gegeven. Nu kwam St.-Clare binnen, gaf zijn vrouw een echt orthodoxen, echtelijken kus en presenteerde haar daarna zijne nicht.
Hij zocht Miss Ophelia op, die hem sedert Eva's dood altijd met bijzondere achting en vriendelijkheid had behandeld. "Miss Phelia," zeide hij, "Mijnheer St. Clare had mij mijne vrijheid beloofd.
Ik geloof dat het gedeeltelijk onze eigen schuld is, dat zij zoo eigenlievend zijn en doen als bedorven kinderen. Maar ik heb gepraat dat ik er moede van ben." "En ik ook," zeide St.-Clare. Eva had naar hare moeder staan luisteren met dien blik vol geheimzinnigen ernst, die haar bijzonder eigen was. Nu kwam zij naar hare moeder toe en sloeg haar arm om haren hals. "Wel, Eva, wat nu?" zeide Marie.
Eva keek voor een oogenblik droevig en verslagen; maar bij kinderen blijft een indruk gelukkig niet lang bestaan, en weldra lachte zij weder vroolijk over allerhande dingen, die zij in het voorbijrijden zag. "Wel, dames," zeide St. Clare, toen zij aan het diner zaten: "wat heeft men u vandaag in de kerk opgedischt?" "O, Dr. G. heeft vandaag een heerlijke preek gehouden," zeide Marie.
"Tom, ik geloof niet ik kan niet gelooven; ik heb de gewoonte van twijfelen aangenomen," zeide St. Clare. "Ik wil dezen Bijbel gelooven, en ik kan niet." "Lieve meester, bid tot den goeden Heere: 'Heere, ik geloof, kom mijne ongeloovigheid te hulp." "Wie weet iets van niets?" zeide St. Clare bij zichzelven, terwijl zijne oogen peinzend rondzwierven.
Topsy's oogen flikkerden en zij zag Ophelia vragend aan. "Wat is er?" zeide deze. "Als je blieft, Juffrouw, was dat de staat Kentucky?" "Welke staat, Topsy?" "Die staat waaruit zij vielen. Ik placht meester te hooren zeggen, dat wij uit Kentucky gekomen waren." St. Clare lachte. "Gij zult haar eene meening moeten geven, of zij zal er eene maken," zeide hij.
Clare haar een weinig brusk gevraagd had hoe zij "hier kwam", alsof er een gordijn voor haar blik was opgerezen, alsof zij plotseling inzag, dat zij bij oom en tante en vooral bij hunne côterie niet thuis behoorde. En het was uit achting, uit vriendschap, misschien uit liefde voor St. Clare, dat zij hare Brusselsche vrienden verlaten wilde.
"Ik heb altijd een vooroordeel tegen negers gehad," zeide Ophelia, "en het is waar, ik heb nooit kunnen velen, dat dat kind mij aanraakte; maar ik dacht dat zij het niet wist." "Wees er maar zeker van, dat ieder kind zoo iets ontdekt," zeide St. Clare. "Dat is niet voor hen te verbergen.
Dit gaf hare godsdienstige stemming eene strenge en eenigszins sombere kleur. Maar hoe in de wereld kan Miss Ophelia met Augustine St.-Clare te recht komen een vroolijk, onbezorgd, lichtzinnig, vergeetachtig, ongodsdienstig jongmensch, die met onbeschaamde vrijpostigheid tegen al hare geliefkoosde meeningen en gewoonten aanloopt? Om dan de waarheid te zeggen, Miss Ophelia had hem lief.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek