United States or Trinidad and Tobago ? Vote for the TOP Country of the Week !


In zijn jonge jaren hadden de idealen van het ridderwezen zijn hart wel niet onverdeeld bezeten, maar er toch weerklank gevonden; de vereering der vrouwen had het in gloed gezet, die gloed was langzamerhand gezuiverd van rook en walm, de moedermaagd had al die romanheldinnen verdreven, den stralenden afglans van het vuur zijner jeugd zien wij in zijn Land van Overzee en zijn Kerken Claghe; daar heeft de lezer en vertaler van ridderromans zich ontwikkeld tot een "miles Christianus".

Ik vond deze plaats niet in den door mij gebruikten druk der Dietsche vertaling. Het, mij en anderen onduidelijk, "plenus luxuriosis plausibus" heb ik gemeend op bovenstaande wijze te mogen vertalen. Inleiding. Ridderpoëzie. Omkeer. Geestelijke poëzie. Poëzie der Gemeenten. Der Kerken Claghe. Van den Lande van Overzee. Besluit.

Het is haar "opvaert", hare "vijf pinen", hare "claghe"; wij vinden "bedinghen" tot haar, een "lof van Maria", "Ave Maria," "Salve Regina" en hoe die stukken verder heeten mogen. Vele daarvan toonen meer vroomheid dan eigenaardig karakter of talent van den dichter. Sommige andere verdienen op den voorgrond gebracht te worden.

Zoo vinden wij drie meesters: ALBRECHT VAN KEULEN, HEYNRIC FROMATOR en JACOB VAN MERLANT, "een edel clerc ende wide becant" in een soort van wedstrijd bezig met den lof der Moedermaagd te zingen; MAERLANT'S lofspraak wordt de schoonste geoordeeld. Opmerkelijk is een stuk getiteld Onser Vrouwen Claghe om den geest der vroegere volkspoëzie, dien het ademt.

Van belang voor ons is, dat de kapelaan deze geschiedenis in 1322 zóó voorstelt. VERDAM in: Versl. en Meded. Kon. Akad., 4e Reeks, Dl. Mnl. Blijkbaar bestaat Onser Vrouwen Claghe uit twee afzonderlijke gedichten, duidelijk genoeg van elkander onderscheiden.

Van den Lande van Oversee moet gedicht zijn na den val van ST. JEAN D'ACRE en in der Kerken Claghe hooren wij den dichter zeggen: Wat sagh ic in den spieghel claer? Mijn oude leven, mijn graeuwe haer, Hoe sterven es met mi gheboren! Tusschen deze twee gedichten bestaat eene vrij nauwe verwantschap.

De critiek, welke zijn bewerking van den Rijmbijbel hem van de zijde der geestelijkheid had berokkend, was hij in zijn Spieghel Historiael nog niet vergeten . Doch, had hij daar met de belgzucht van het "paepscap" rekening gehouden, in der Kerken Claghe spaart hij hen niet.

Ic ben bevaen met sterker minnen, Die ic heimelijc in mijn herte draghe. O Apolijn! ic u dat claghe. Dat mijn herte enen man soe mint, Nochtan dat sijs niet en kint Sijn gheboerte noch sijn geslacht; Maer het doet der minnen cracht, Si heeft mi vast in haren bant.

Wat ic kerme of wat ic claghe, Sine wilt niet gaen met mi in 't wout: Si mint ere voor enich gout, Dat horic wel aen haer ghelaet; Si leidt enen reinen staet, Ende haer herte es so noyael; Bi ridderscape, ic woude wael, Dit si gheboren waer mijns ghelijc, Al en waer si niet van haven rijc, Ic souder maken af mijn wijf, Want si heeft een reine lijf, Ende haer herte es al vol eren.