United States or Switzerland ? Vote for the TOP Country of the Week !


Zoo vinden wij drie meesters: ALBRECHT VAN KEULEN, HEYNRIC FROMATOR en JACOB VAN MERLANT, "een edel clerc ende wide becant" in een soort van wedstrijd bezig met den lof der Moedermaagd te zingen; MAERLANT'S lofspraak wordt de schoonste geoordeeld. Opmerkelijk is een stuk getiteld Onser Vrouwen Claghe om den geest der vroegere volkspoëzie, dien het ademt.

De ons onbekende maker, misschien een "clerc", heeft zijne stof tusschen 1260-1270 bewerkt, zooals hij die had leeren kennen uit den bijbel en uit andere bronnen . Onder die andere bronnen moeten de zoogenaamde apocriefe evangeliën in de eerste plaats worden genoemd.

De veertiend'eeuwer kent niet meer of gunt zich niet meer dat genot van zorgeloos gaan door een droomwereld, met de dieren te zwerven door bosschen en over heiden, ze na te gaan in hunne gangen, te beluisteren en te bespieden in hun omgang. Hij is een ontwikkeld man, een "clerc" die zijne geleerdheid gaarne lucht, die de wereld slecht vindt, haar wil waarschuwen, verbeteren, stichten.

In overeenstemming met het onderwijzend karakter dier werken is de vorm van een gesprek tusschen "Meester" en "Clerc", zooals wij dat in den Lucidarius, tusschen vader en zoon, zooals wij het in Seneka leren aantreffen; ook het dialogisch karakter van werken als de disputacie van Rogier ende Janne en de Melibeüs.

MAERLANT spreekt hier over poëzie, terwijl in zijn voorbeeld, naar het schijnt, slechts over de kunst van het een of ander op te stellen gesproken wordt . Doch wat hiervan zij, zeker is meer dan een dichtwerk door een "clerc" op verzoek van een edelvrouw of edelman vervaardigd.

Toen MAERLANT zich zoo scherp uitliet tegen de wereldschgezinde "clerken" zijner dagen die minnepoëzie dichtten, herinnerde hij zich misschien niet dan met berouw, dat hij, ook een "clerc", indertijd den roman van Troje had vertaald waarin de minne zooveel plaats beslaat.

Enkele namen dier schrijvers Chrestien de Troyes, Raoul de Houdenc, Renaut de Beaujeu, Guillaume le Clerc zijn tot ons gekomen, maar verreweg het grootste getal van die romans zijn anoniem, die van Durmart le Galois, Meraugis de Portlesguez, Ider, Gliglois, Perceval, Gauvain, Chevalier as deus epees, le Bel Desconu en hoe al die andere helden van de Arturcyclus heten.

De Dietsche Doctrinale beperkt zich in hoofdzaak tot eene uiteenzetting van deugden en ondeugden; de Nieuwe Doctrinael verbindt met zijne beschouwing van doodzonden en geboden eene scherpe zedenhekeling van alle standen; de Spiegel der Zonden staat dichter bij den Nieuwen dan bij den Dietschen Doctrinael, doordat hij waarschijnlijk berust op eene Latijnsche verhandeling over de zeven doodzonden en met die stof zedenhekeling verbindt; anders echter dan JAN DE WEERT heeft de "simpele clerc" zijne waarschuwingen en raadgevingen toegelicht door tal van "exempelen", "ware of verdichte verhalen, waaruit iets te leeren viel," die in de geschiedenis der wereldliteratuur zulk eene belangrijke rol hebben gespeeld . Echter richt ook de bewerker van den Spiegel der Sonden zijn blik niet zelden op zijne omgeving en op misbruiken, die hij zelf moet hebben waargenomen.

Op een paar plaatsen blijkt, dat de "clerc" VELTHEM zich bezwaard gevoelde over het berijmen van "alle dese wereltlike daden", waarvoor hij God en MARIA om vergeving bidt . Geen werk eindelijk is er in dezen tijd aan te wijzen, dat zoo krioelt van stoplappen als deze compilatie; in dat opzicht wordt VELTHEM misschien door niemand onder de Dietsche rijmers der middeleeuwen overtroffen.

Een andere Bruggeling duidde twee mannen van Geeraardsbergen als medeplichtigen aan: HENDRIK VAN KERREGHEM en JAN BLONDEEL. De genaamde JAN LE CLERC, die in vroegere jaren te Geeraardsbergen een openbaar ambt bekleedde, onderteekende zijne onderwerping daags vóor St-Michielsdag in 1329. Hij beleed misdaan te hebben «en ces derraines esmeutes