United States or Mozambique ? Vote for the TOP Country of the Week !


"Ja, Dakerlia", morde haar vader met eenen glimlach, "gij zorgt maar al te wel. Ik heb uw huwelijkskleed gezien bij Janne Elshout, en uw kanten hulsel bij Aleide Stierzeel. Ik ben de rijkste man van Vlaanderen niet en gij geene vorstin, mijn kind." "Ik wil schoon zijn, vader!" antwoordde de maagd. "Maar zijt gij niet schoon genoeg, mijne zoete Dakerlia?" vroeg Robrecht.

De Fries zegt niet JANS boek, maar JANNE boek, het boek van JAN; en dit niet enkel op het land, maar ook in die steden, waar de vreemdeling niet al, wat eigenaardig is, geheel verdrongen heeft. Even zoo in plurali, minskene dwaen, famne, voor fammene, dertenheit, geheel overeenkomstig het oude Liodena werstal, Fresena riuchtboek enz.

Andere eigenaardigheden wijzen op nauweren samenhang van het Oost-Hollandsch met het Brabantsch en het Strand-Hollandsch; vooral deze, dat de vierde naamval voor eigennamen en persoonsnamen zonder determinatief den vorm heeft aangenomen van den tweeden naamval, b.v.: Ik heb et vaders gezeid; ik heb tantes nog gekend; ik ben bij Janne geweest. Zie hierover Van Ginneken, Handboek I, bl. 94, 95.

Mogelijk is ook dit werk van BOENDALE'S hand, al zal eerst voortgezet onderzoek deze mogelijkheid tot zekerheid of hooge waarschijnlijkheid kunnen brengen . Den invloed van MAERLANT'S Martijns dien wij in BOENDALE'S Teesteye opmerkten, zien wij eveneens in Eene disputacie van Rogiere ende van Janne, door den Yperschen chirurgijn JAN DE WEERT gedicht, nadat hij den Spiegel van Zonden had voltooid.

Hy raadpleegde evenwel zeker meer zijn hart dan zijn hoofd, want hy huwde eene Jonkvrouwe van onbekenden stam, Janne, of Joanna, van wie het vrij duidelijk blijkt, dat zy volstrekt geene eigendommen bezat, en na den dood haars gemaals al heur inkomen trok uit eenige goederen, die hy haar in lijftocht had na gelaten. In 1267 legde hy den grondslag tot de latere Heerlijkheid IJsselsteyn.

In overeenstemming met het onderwijzend karakter dier werken is de vorm van een gesprek tusschen "Meester" en "Clerc", zooals wij dat in den Lucidarius, tusschen vader en zoon, zooals wij het in Seneka leren aantreffen; ook het dialogisch karakter van werken als de disputacie van Rogier ende Janne en de Melibeüs.