United States or Kiribati ? Vote for the TOP Country of the Week !


49 O blinde begeerigheid, o dolle toorn, die zoo ons prikkelt in het korte leven, en voorts in het eeuwige op zóó kwade wijze ons onderdompelt. 61 en één riep van verre: "Tot welke pijniging komt gij lieden, die den bergwand afdaalt? 64 Mijn meester zeide: "Antwoord zullen wij daarginds van dichte bij aan Chiron geven: tot uwe schade was uw wil altijd zoo voorbarig."

TITUS. Niet ik, 't was Chiron met Demetrius; Die hebben haar onteerd, de tong ontrukt; Door hen ging ze onder naamloos wee gebukt. SATURNINUS. Ga, haal hen, stel hen voor ons, en terstond. TITUS. Zij zijn daar beide' in die pastei; hen vond Hun moeder pas een lekk're spijs; zij at, Wat ze in haar schoot eens droeg, heeft liefgehad. 't Is waar, 't is waar, dit tuig' mijn scherpe dolk.

Des keizers hof is als het huis der Faam, 't Paleis vervuld van tongen, oogen, ooren, Het woud is wreed en schrikk'lijk, doof en stom; Spreekt, velt daar beurtlings, wakk're jongens, 't wild; Boet daar uw lust, beschut voor 's hemels oog, En doet u aan Lavinia's schat te goed. CHIRON. Uw raad, mijn jongen, zweemt naar lafheid niet.

Demetrius en Chiron komen op, met de geschonden Lavinia; de handen zijn haar af gehouwen, de tong uitgesneden. DEMETRIUS. Indien uw tong kan spreken, ga dan nu, Zeg, wie de tong u uitsneed en u schond. CHIRON. Schrijf neder wat gij weet, onthul het zoo; Speel, laten dit uw stompen toe, voor schrijver. DEMETRIUS. Zie, hoe zij schrappen, teekens krabb'len kan.

Gij vlek en vijandin van ons geslacht! Moge u 't verderf CHIRON. Thans stop ik u den mond. Neem gij haar man; In dien kuil zeide ons Aaron hem te bergen. TAMORA. Vaartwel, mijn zoons; weest zeker, dat zij zwijgt. Geen echte vroolijkheid verheugt mijn hart, Eer al die Andronici zijn verdelgd. Thans, lieve Moor, kan ik tot u mij wenden, En laat mijn zoons die deerne lustig schenden.

Een opschrift deelde den onkundige mede, dat hij hier de beeltenis aanschouwde van Chiron, den veelbeminde van Apollo en Diana, door hen onderwezen in de geheimen der jacht, geneeskunst, muziek en profetie. Toen Ben-Hur door wilde wandelen, kwam juist de witte stier voorbij.

CHIRON. Demetrius, steeds blijkt gij overmoedig, En wilt ook thans met pochen mij verslaan. Die afstand van een jaar of twee maakt mij Niet min begaafd en u niet meer geliefd. Ik ben zoo goed als gij in staat, geschikt Om mijner schoone gunst door dienst te winnen; En stave op u terstond mijn zwaard den gloed Der liefde, die ik voor Lavinia voed. Nu kalm wat, kalm! verliefde vredestoorders!

LUCIUS. Dan, eed'le hoorders, zij u thans bericht: Die vloekb're Chiron en Demetrius, Zij waren 't, die des keizers broeder moordden, Zij waren 't ook, die onze zuster schonden.

TAMORA. Vaar, Andronicus, wel; de Wrake tracht, Wat vijand is, te leev'ren in uw macht. TITUS. Ik weet, dit doet gij; lieve Wraak, vaarwel! CHIRON. Spreek, oude man, welk werk hebt gij voor ons? TITUS. Geduld maar! ik heb werks genoeg voor u. Publius, kom hier! komt, Cajus, Valentinus! PUBLIUS. Wat is uw wensch? TITUS. Spreek, kent gij deze twee?

Hun strijd met de Lapithen, die met de volkomen nederlaag der Centauren eindigde, was ontstaan doordat zij, als gasten op de bruiloft van Pirithoüs, zich aan de bruid durfden vergrijpen. Ook in Arcadië woonden Centauren, die door Heracles gedood of verjaagd werden, omdat zij hem een vat wijn wilden ontnemen, dat Bacchus voor hem bestemd had. Zie ook Pholus en Chiron.