Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 8 juli 2025
Eens op eenen namiddag, toen de fourier achter de hofstede door de eenzame velden wandelde, zag hij niet zonder verrassing Frans Houtman, den zoon der weduwe, met de hand voor het aangezicht nevens den weg op eenen gevelden boom zitten. Hij wekte den jongen boer uit zijne mijmering op, door hem eenen goeden dag te wenschen.
Eén heet Keetje; zij is getrouwd met Jocker, den eigenaar van den molen; de andere is haar schoonzuster, Van de Eserke, wier man boer is. Beide verbazen zij zich, dat de boot van Rotterdam nog niet de zakken koren heeft meegenomen, waarmee men haast heeft, als men ten minste ooit haast met iets kan maken.
Het sein schetterde, de deur van den Toril sloeg open en een vaalgrijze stier kwam op een drafje binnen, draaide zich om naar de deur die achter hem dichtsloeg, en bleef vervolgens stil staan als een rund dat staat te wachten voor zijn stal. «Mio Dios, mio Dios," riep de boer klagend, «es un toro cobarde." 't Is een laffe stier.
De bosnische boer trekt een onwillige geit aan de haren van den kop vooruit. De Turk draagt zijn schaap mee op zijn schouders en slaat het als een halsdoek om den nek.
"Toen Moeder van ons wegging," antwoordde daarop een helder stemmetje, "heeft ze me laten beloven, dat ik elken avond mijn avondgebed zou opzeggen. En dat moet ik doen en Brita Maja ook. Zoodra we hebben opgezegd van: "Onzen lieve Heer, die de kinderen liefhebt" zullen we stil zijn." De boer zat stil te luisteren, hoe de kleintjes hun gebedje opzeiden.
"Dat is zeker voor den schrik en den angst, die je gehad hebt," zei Tom, en vóórdat de boer en de boerin nog tijd hadden gehad van hunne verbazing te bekomen, had Tom de zweep over 't paard gelegd, en weg was hij! "Nu naar Vader," dacht Tom, "die zal nog grooter oogen opzetten dan de boer en zijne vrouw." 't Was al laat in den avond, toen de kar voor 't huis van Toms vader stilhield.
Van die pachtpenningen, of anderszins uit de opbrengst der boerdery leeft dan de geestelike. Zoo was het oudtijds in vele dorpen van de noordoostelike Nederlanden en van noordwestelik Duitschland, en zoo is het daar nog wel. De tegenhanger van den landman is de zeeman; de schipper is de weêrga van den boer, zooals de jager is van den visscher.
De bossen kriepten, en de krekels ook in den gerskant. Al het landvolk was reeds thuis of weg en de oude boer en keek niet naar 't geen hij voorbijreed. Het achterlijf van den os bekeek hij niet en de kloefen die onder zijne oogen, aan de magere voeten hingen, zag hij wel rakelings over 't zand slepen, maar hij was elders en met een groot gedacht vol bezig.
"Ja," geeuwde Pieter, met dikke geeuwtranen in de oogen: "en 'k heb 'n razenden honger 'k heb" even nam-ie rust voor n' nieuwe diep-deinende geeuwing: "'k heb niks as 'n stukkie kaarsvet gegeten...." "Wel wel," grinnekte de boer doodelijk-angstig nog liever 'n struikroover as 'n krankzinnige naast je! "wel, wel! Nou da's héél lekker. Dat eten we thuis ook." Je most ze niet tegenspreken. "Hurt!
»Dat wil ik jullie in 't geheim wel zeggen," antwoordde de jonge Boer op jovialen toon; »ik ben echt van plan, om te deserteeren." De stalwachten stonden bij deze vertrouwelijke mededeeling wel een beetje verbluft te kijken, maar ze begrepen dan toch, dat het maar gekheid was, en het norsche gelaat bulderde: »We hebben met je praatjes niets te maken; het zaâl er af en gauw ook!"
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek