Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 24 mei 2025


Het spreekt van zelf dat, zoodra wij onze halt bereikt hadden, de IJzeren Reus zijn gewone uitwerking teweegbracht, namelijk zeer werd opgemerkt en misschien wel benijd werd. Toch beschouwden de aldaar toen aanwezige gasten van den seraï hem eerder met een soort van minachting, een minachting evenwel, die te gemaakt was om gemeend te zijn.

Harten waren om hunnentwil gebroken, tranen over hen geschreid, gewetens aan het knagen gebracht en verdriet en berouw gevoeld. En wat nog het heerlijkste was van alles, zij waren het onderwerp van gesprek van de gansche stad en werden dientengevolge door al de jongens benijd. Dit was verrukkelijk. Nu was het toch wel de moeite waard om zeeroover te worden.

"Wie toch kon weten", schertste Placida met misprijzen op de lippen, "dat gij u vereerd zoudt achten met de hand eener edelgeborene jonkvrouw? Gij zijt een Kerel; een Kerlinne alleen is uwer liefde waardig! Dakerlia wone dus op Ravenschoot! Wees zeker, heer, ik benijd de dochter van Segher Wulf dit geluk niet!"

Telken jare, op den feestdag van Sint-Blasius, beschermer en patroon der republiek, wordt een burger door den Senaat benoemd tot kapitein der artillerie. In den schouwburg zitten de vrouwen der burgers ter linkerhand van de adellijke dames: een voorrecht, dat haar door de vrouwen van den derden stand zeer benijd wordt. De volburgers worden door den Senaat benoemd.

Soms heeft benijden de ongunstige beteekenis verloren, bijv. ik ~benijd~ u waarlijk uw mooien tuin; men wil door deze uitdrukking den tuin des te sterker prijzen, zoodat deze zegswijze meer als vleierij moet opgevat worden. De arme man stond getroffen door den rijkdom van zijn buurman; duidelijk was het te zien, dat hij hem dien overvloed . Ik je, dat je geslaagd bent, maar ik het je niet.

Het »houd moed" dat men immers ook op grafsteenen zet, schijnt mij gepaster. Gij, die mij niet benijd hebt in mijn geluk, zult mij nu wel willen helpen mijn ongeluk te dragen. Epicurus had gelijk, toen hij de goden uit hun zalige woonplaats werkeloos op het lot der menschen liet neerzien.

Deze Faust, door het gemeene volk benijd, was in wezen een arme drommel. De wonderen, die het volk gapend bewonderde, hadden voor hem geen glans. Zijn geest deinsde terug voor niets. Maar nu was niets hem meer heilig, en van de "twee zielen die er leefden in zijn borst" bleef er een onbevredigd.

Lang vermeiden zich de vrienden, zonder een woord te spreken, in de aanschouwing van dit zeldzaam en onvergelijkelijk schoon tafereel, dat voor hunne oogen langzaam scheen voorbij te gaan. Eindelijk maakte Zopyrus een einde aan de stilte, met een diepen zucht uitroepende: »Hoezeer benijd ik u, Bartja! Als het was gelijk het behoort, dan had ieder onzer in dit uur een lief wijfje aan zijne zijde!"

En als hij dan volstrekt had moeten sterven, dan had ten minste zijn grootmoeder hem de oogen moeten toedrukken. Wie heeft het nu gedaan?..." Wat deed het mij goed aan het hart, haar te kunnen zeggen, dat ik het zelf was geweest! "Inderdaad?" vroeg zij met een zachten lach. "Ik benijd u." En zij zag mij aan met een langen en strakken blik.

Ook Cyrus en Nab kwamen in allerijl toeschieten en stonden eenige oogenblikken in stomme verbazing over het prachtige beest, dat voor hen op den grond lag en welks huid een sieraad zou wezen in de zaal van het Rotshuis. "O, mijnheer Spilett, wat bewonder en benijd ik u!" riep Harbert opgetogen uit. "Goed, beste jongen," antwoordde de reporter, "gij zoudt hetzelfde gedaan hebben." "Ik!

Woord Van De Dag

ach-stv

Anderen Op Zoek