Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 5 mei 2025
Neen, God de Heere wil geen hart, dat niet begeert. Het moet begeeren. Al uw begeeren moet bidden worden. Bidden en goed begeeren is éen. En het is volkomen eender, of Jezus zegt: »Al wat gij bidden zult in mijn naam, dat zal Ik u geven,« of: »Al wat ge begeeren zult in mijn naam, zult gij ontvangen.«
Een hart, dat niet begeert, is dof en dood en in het levend lijf gestorven. En zoo kan uw hart niet kloppen, niet geprikkeld worden, niet trillen, of al zijn uitgang is éen begeeren, éen schreiend roepen uit zijn innerlijk ledig, om vervuld te worden met wat het derft en mist. Zoo spreken we nog van »gieren van het lachen«, als we onszelven niet meer meester zijn.
"Ik vind, dat we het nu zoo goed hebben." "Vindt je? Je bent au fond al heel bescheiden in je eischen," zeide zij op snijdend ironischen toon. Slechts de woorden drongen tot hem door, niet de toon van haar stem. "Ik weet eigenlijk niet, wat je nog meer verlangt," zeide hij, zonder te voelen, hoe zijn woorden haar kwetsen moesten. "We hebben immers alles, wat ons hart begeert."
De schoot der vlakte in effen-groen gewaad Begeert me.... en zal mijn liefde niet ontnerven: Zij leeft in ú, voor wie mijn boezem slaat. Kon schoonheid in mijn hart een plaats verwerven.... Denkt gij, Natuur, dan, dat die ú ontgaat? Gij zult met mij, en met mijn zang, er sterven! ’t Is zomer-nacht.
De Abten, zelfs die van Bloemkamp, die slechts naar een afdoening van zaken verlangden, en de overige Edelen voegden zich bij het advies. "Geef uw toestemming, Adeelen!" fluisterde Cammingha hem in 't oor, "zoo gij niet begeert, dat wij uw handelwijze aan een min zuivere reden dan aan vaderlandsliefde toeschrijven."
Nadat ik dus in het kort er op heb gewezen, dat de zaak juist omgekeerd is, ga ik voort haar op denzelfden weg, dien wij tot dusver volgden, te bewijzen. Stelling XIX. Ieder begeert of verfoeit krachtens de wetten van zijn aard noodzakelijk datgene, wat hij voor goed of kwaad houdt. Bewijs. St. VIII v.d. Definitie der Begeerte, zie Opmerking St.
Laat zien, ’k vergeet nu niet. Ja; maakt de boonen reê Ik ben noch nochteren. Misschien zal naar my vragen Een magerachtig man, die zomtyds heele dagen Op myn Comptoir zit, en geduurig voor my zweert, Wanneer myn weerparty getuigenis begeert; Maar laat hem wachten. ’k Vrees myn Rechter mogt aars uit zyn, ’t Is reeds by vieren, en dan zou myn zaak verbruit zyn. ORATYN, de deur half open doende.
Al zou ik twintig jaar daar tegen procedeeren. Je hebt de Dochter, maar de beurs niet. LEANDER. Wel, myn Heer, Wie eischt u geld? wie zeit dat ik wel iets begeer? Laat ons uw Dochter, en bewaard uw goed. JERONIMO. Pasientie, Och! och! LEANDER. Zyt gy voldaan Papa van d’Audientie? De Vader zwygt, en een die zwygt die consenteert? Wie weet ook, of hy niet die uitslag heeft begeert.
"Luiheid was de naam van haar man, Traagheid van haar dienstmaagd, Verval van haar drempel, Verdriet van haar bed, en Brand van hare gordijnen". Elvidner was het huis van haar, Met ijzren bout en muren zwaar; Wie 't zag ontzette zich, en daar Was Honger haar tot leegen disch, Begeert' een mes, heur bed Gemis, Brandende Angst richtt' aan haar feest, In botten zat er elke geest.
Zonder overgang wijst hij op zijn dakkamertje, waar hij het zoo eenzaam heeft: een echtgenoote ontbreekt hem. Hij ontkent niet langer dat hij het verdreven meisje begeert, maar, wanhopend aan vaders toestemming, smeekt hij de waardin, hem maar ten strijde te laten trekken.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek