Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 28 juli 2025


"Rare sijs," mopperde de vrouw alleen, goelijk. En plotseling, met een fellen blik van boven haar bord òp en de tafel rond, zei het kind luid en duidelijk: "'k Heb een dienst!" Even bleef het stil. "Wel God nog en toe!" kwam de moeder, beduusd door de wonderlijke manier, waarop zij het te hooren kreeg.

"Wâblief?" zei Kresel. "k Heb moar een kertierke de tied," zei Gijs "en dus mo'k oe g'n dag zeggen; sloap wel!" "Moar jong," zei Mijntje, die wezenlijk beduusd was geworden, "ie noar de karmis! en 't mot 'r zoo schuins heergoan, zooas Jan Peter wel het gezeid."

»Wel, wel, wat een portale jongenzei een van de vrouwtjes, die naar buiten gekomen waren. »Je zoudt zeggen, waar haalt de jongen de portaligheid vandaanZij zette hare handen in de zijden en schudde bedenkelijk met het hoofd. »Ja buurvrouwwas het antwoord, »dat mag je zeggen, m'n lieve mensch. Wil je wel gelooven, dat ik er beduusd van ben?

Met onregelmatige rukken en stooten begon haar het hart te kloppen tot in de keel. Maar ook de jongen leek beduusd. Zijn ruw-blozend gezicht kleurde donker tot over het voorhoofd en zijn rauw-roode mond, onder het witte snorretje, had een weifelenden trek. Met zijn naakte oogen keek hij het kind goedigvervaard aan. "Dag Hein," zei Sprotje beverig.

Paul lachte pijnlijk, en stilstaande zag hij het meisje eenige oogenblikken zoo vreemdsoortig aan, dat Anneke er beduusd van werd; eerst de oogen nedersloeg, maar ze toen weer tot hem ophief, en treurig zeide: "Och, Paul, 't is me tegenwoordig zoo duuster." "Joa, Anneke, 't is mien óók duuster," antwoordde de jongen; "'t is mien zelfs bij teijen zwarter as zwart."

Ze zou verder wandelen, vragen, net zoolang tot ze gevonden had. Ze liep rechtuit de Weesperstraat in, rondkijkend, beduusd door zooveel menschen. Zachtjes-an sukkelde ze over de stoep, voor elkeen opzij wijkend, iedereen aankijkend of 't soms Willem zou zijn. Dan stond ze weer stil, vragend: "Weet u hier soms een Willem de Boer?" Maar niemand wist 't.

Sèl ik stikke.... d'r hei je Teun fèn de Hoarlemmerdaik,... seg ouwe robbeklopper ... wèt bi jei grausig ... jei hep ereis auk wel ereis slinger gefreite!... je laikt me wel 'n kesse-me-jeu.... De matroos keek beduusd, zocht naar naam en wijf in zijn herinnering.

Eerst was ze wat beduusd geweest, toen ze vader en moeder zag, maar anders had 't nog al geschikt. Wel had ze niet veel gezegd en gedurig de oogen dicht gedaan en dan waren er zoo'n paar diepe, pijnlijke rimpels gekomen, net of ze over 't een of ander lag te prakkizeeren, waar ze geen weg meê wist; heelemaal niet meer de vroolijke Geertje van vroeger.

"Maar mama," viel Edward in, "neem me niet kwalijk, hoor! maar nou vind ik toch wezenlijk, dat u zelf heel onbeleefd wordt tegen Bernard, door hem dadelijk bij zijn aankomst al een standje toe te dienen!.... De arme jongen is er beduusd van!.... Trek jij je 'r maar niks van aan, hoor Bert!...."

"Och! joa, zie, weet je voader... 'k was zoo benauwd dat ze beduusd zou zin," zei Gijs weder, en besloot: "'k Zou wel is êfkes noar 't darp willen." "En de wrungel steet al op toafel!" sprak Meeuwsen: "He'k ooit zoo'n jong!" "Za'k moar?" zei Gijs met een innemend gezicht. "In 'en kertier weerum," beval de vader.

Woord Van De Dag

1195

Anderen Op Zoek