Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 24 juli 2025


De herdersknaap schrikte nu van eigen spot, en riep, hand aan zijn mond, terug naar omlaag: Door uwe edelheid, heer ridder en groote baroen, hebt mijns genade!

Een verrader hadde liever quaet te singhen Dan goet, want hets sijn nature. Nu willen wi scheden in corter ure, Dat hem niemant ane ons stoot, Hoghe baroen, edel ghenoot; God onse Here moet u bewaren, Ende altoos in doghden sparen, Waerweert dat ghi u bekeert.

So dat ic blive in minen staet Ende van den jonghelinc onghequelt, Daer ghi mi dus vele af telt, Dat ic sijns mach wesen vri. Meester: Her coninc here, soe hoert na mi, Edel baroen, edel wigant: Ghi selt mi gheve alte hant Enen scat met mi te voeren, Ende ic zal in corten uren Daer waert riden onghespaert. Den jonghelinc van hogher aert Sal ic ghecrighen met miere const.

Waer sidi vader, hoghe baroen, Ende Robberecht die moerdenaer? Robbrecht: Bi den here, dan es niet waer! Esmoreit, neve mijn, Ic hebbe oit goet ende ghetrouwe ghesijn, Ic was noit moerdenaer no verrader. De jonghelinc: Swijt, pute soene ! het es noch quader Die ondaet di ghi hebdt ghewracht.

Het ros zwom.... Het kreunde, met open mond, de oogen, schoon als die van een vrouw, puilend van doodsangst, terwijl boven op den oever, steeds de herder, angstiglijk neêr ziende, mede liep en zijne blatende kudde dreef voor zich uit. Tot hij eindelijk riep en wees: Heer ridder! Valiante baroen! Nog enkele minuten en ginds, zie! ginds daalt de oever plots en is de steilte gedaan!

Lord Gray, in het 5e couplet, heb ik ontleend aan Van Meteren's beschrijving van den slag bij Nieuwpoort: "Milord ofte Baroen van Gray ende meer andere soo Enghelsche, Fransche, als Hooghduytsche Heeren van adel, die sonder eenigh bevel Prince Mauritz verselschapten." Dat ik Elisabeth een minnaar meer heb gegeven, zal men mij niet euvel duiden.

Ay! lieve moeder mijn, Nu en willic langher beiden niet, Ic wil u corten dit verdriet, Aen minen vader den hoghen baroen, Dat hi u bringhe uut desen prisoen, Dat sal mine ierste bede sijn. Danc hebbe Mamet ende Apolijn. Ende die sceppere di mi ghewrachte, Dat ie hebbe vonden mijn gheslachte Ende ooc die moeder, die mi droech. Mijn herte met rechte in vrouden loech, Doen ic anesach die moeder mijn.

Daar ginds, tegen de ijl blauwende lucht, waarin de starren ontloken, ging vagelijk de ommelijn van den burcht duisteren, week verder en verder weg als een droom, aan een droomeinder, die onbereikbaar werd. Heer ridder en baroen! klaagde de herder bewogen. Wat zult gij, hier, nu uw ors verging, nog langer toeven aan de rivier!

Sedert had hij dien edelen baroen niet meer terug gezien.... Maar het graf, daar van konden de edele baroenen zeker zijn, zoû door niemand worden geschonden: daar waren de ridderlijke wapenen en het schild en de helm en de handschoenen borg voor, zeide de herder.

Gawein was goedertieren en toornde niet meer; op het zwemmende ros en hoe hijgde Gringolette! riep hij naar boven, den herder toe: Is dan een weg gemaakt naar den burcht van Koning Mirakel, waarheen ik tien jaren her heb moeten gaan op mijn zwemmend paard als ik nu ga? Zekerlijk, hooge baroen! antwoordde de herder; een harde gemakkelijke weg is hier al gemaakt sedert jaren.

Woord Van De Dag

estes

Anderen Op Zoek