Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 22 juni 2025
De laatstgenoemde ligt, zoo lang hij is, in een hoek der canapé en heeft de witte, katoenen slaapmuts van mijnheer den baljuw op en diens chambrecloak, met de roode bloemen, aan, en de ondeugende molenaar heeft men in plaats van de sabel eene groote penneveer in de hand gegeven, waarmede hij stilzwijgend in 't rond zwaait, want spreken kan hij geen woord.
"Nu, wat dan, Frederik?" "Hm" zeide Frederik, "ja, mijnheer de baljuw, en ik bedank u ook zeer, maar 't komt me niet recht gelegen." "Komt het geld je niet gelegen?" "Nu ja, het geld komt me wel gelegen, maar 'k heb er op dit oogenblik maar niet veel aan. De deern wil me niet hebben, en ik ben onder de soldaten, en daar kan ik het toch niet meênemen."
Toen dit echter erger werd en de Franschman de blanke sabel uithaalde, ging de baljuw naar de schel en riep om Frits Sahlmann, die zijn calefactor was en de loopende zaken moest bezorgen, en zeide: "Frits, loop eens naar den burgemeester en vraag, of hij niet eens gauw bij mij zou willen komen, want dat ik weêr uitgepraat ben."
"Neen, zij zat op den rookzolder, en toen heeft zij de worst voor mij aan den stok gestoken; daar had ik een spijker ingeslagen." "Maar je hebt me straks nog gezegd, dat je niet wist, waar mamsel Westphalen was; Frits Sahlmann, je hebt dus gelogen." "Mijnheer de baljuw, och, sla mij niet! Dat is mijne schuld niet.
Hier ziet men in de nabijheid de Gravensteen verrijzen, bij verkorting "het Steen" genoemd, waar vroeger de baljuw en de Rentmeester-generaal, beoosten Schelde, resideerde, doch dat reeds zeer vroeg als gevangenis heeft gediend, waarvoor het nog gebruikt wordt.
"Wel duivels!" zegt mijn vader en hij springt op, want hij was een stevig, flink man; en vrees had hij niet zoo veel, als het zwarte onder den nagel, en hij liep naar het slot. Toen mijn vader binnenkwam bij mijnheer den baljuw, maakte de Franschman daar een spektakel, als een wild gedierte, en uit zijn mondwerk bruiste het alsof de tap uit een vat gehaald was.
"Dat is ook je geluk, molenaar, dat is ook een groot geluk voor je, want dat kan ik getuigen. En louter goud en zilver, zegt gij, is in dat valies?" "Ja, louter goud en zilver," antwoordde de molenaar. En dit zeggende, gespte hij het valies los en liet mijnheer den baljuw den inhoud zien. Mijnheer de baljuw zette groote oogen op. "Heere! bewaar ons!" riep hij uit, "dit is waarlijk een schat."
"Mijn lieve kind, dat volk zal zich niet veel aan zoo'n brief van een Stemhager baljuw storen. En toch, kindlief?" en hij wendde zich om, naar mijne moeder, "als ik haar eens zoo'n brief meêgaf, aan den overste Von Toll; wat dunkt u, Netje? Hij zou niet de zoon van Renatus Von Toll moeten zijn, wanneer hij dit jonge meisje zonder bescherming liet.
Maar de baljuw vervolgde. Wanneer beet gij de arme slachtofferen? 's Nachts, en ook 's daags. 's Daags dwaalde ik langs het duin en de groote wegen, met mijn wafelijzer steeds op den loer, maar voornamelijk 's Zaterdags, de groote merktdag te Brugge.
"Zie zoo!" zeide hij: "uit die val zijn wij gelukkig ontkomen." "Ja wel, raadsheer," antwoordde de oude bakker Witt, "en dat hebben we toch aan onzen baljuw en aan onzen burgemeester, maar vooral wel aan Frederik van den molenaar te danken. "Al naar dat men het aanziet, baas Witt," hernam oom.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek