United States or Moldova ? Vote for the TOP Country of the Week !


God de Vader, in een wijden mantel gedrapeerd, staat voor haar, ernstig, peinzend: op dat verheven gelaat zweeft eene uitdrukking van weemoed, van smart bijna: de gansche toekomst, aan de daad dier vrouw vastgeknoopt, ontrolt zich voor den goddelijken blik, de gansche lange reeks der eeuwen met al haar jammeren en ellenden, die vast naderen, terwijl de eerste mensch in argeloozen slaap verzonken ligt.

Ten onrechte. "Neen, voor wie over de gave der onderscheids beschikt", meent Pater Kronenburg, "voor wie de legende in haar diepste wezen aanschouwt en in het ware licht weet te plaatsen, is zij veeleer eene veilige getuige der oude tijden, een trouwe bodin van een reeds eeuwen verdwenen geslacht, die uit haren hoorn van overvloed voor ons uitschudt wat onze vaderen met beminnelijke naïeveteit dachten, met argeloozen eenvoud geloofden, met onwrikbare standvastigheid verhoopten.

"Ik!" antwoordde Hildebrand zonder te aarzelen; "ik, mijnheer! ik, die u deze gansche week bespied heb; ik, die weet dat gij violette briefjes in haar bloemruikers stopt; ik, die ook weet dat gij bij donkeren avond met violette briefjes over straat loopt, om ze argeloozen meisjes in de hand te wringen; ik, mijnheer! die ook weet welke slachtoffers de heer Van der Hoogen elders heeft gemaakt, en die zorgen zal, zooveel in mij is, een dergelijk lot af te keeren van menschen daar ik belang in stel."

Wanneer hij even woelt, kraakt de roestige kribbe verdacht, en een wolk van stof en stroohalmen daalt op den argeloozen beneden-man. Het werd één uur. Men walmde, kraakte, nieste, snorkte en riekte. Het was, alsof het bovenbed langzaam dalen ging, om mij te verpletteren; ik was koortsig en benauwd. De stroohalmen kietelden mij... en men bleef walmen en snorken.

Het komt in den Arabier niet op den argeloozen Vogel vijandig te behandelen; ook de Europeaan wordt hem weldra zoo genegen, dat hij er letterlijk tegen opziet, hem te dooden.

En terwijl de stoomboot "de groote Missouri" in de barre zon stond te werken en te zweeten, zat de kunstenaar rustig in de schaduw op een biervat zijn appel op te muizen en peinsde over nieuwe plannen om nog meer argeloozen in de val te lokken. De gelegenheid liet zich niet wachten. Verschillende jongens kwamen voorbij: zij kwamen om te spotten en bleven om te witten.

Tot mijn spijt zag ik hoe verschillende buiten menschen, argeloozen en onnoozelen evenals ik, er in liepen en twee kwartjes betaalden; derhalve zei ik aan Klaas dat hij op de beurs aan iedereen mijn ongeval moest vertellen, opdat men zich zoo veel mogelijk voor schade wachten kan.

Hij had bepaald een zeker talent om op die afstamming te wijzen, zonder dat het den argeloozen toehoorder opviel hoe hij het deed. Met een peinzende uitdrukking op zijn gelaat en een vriendelijk glimlachje om zijn lippen, kon hij met zijn zacht brouwende stem tegen den een of ander, die hem geschikt voorkwam, zeggen, zoo natuurlijk mogelijk: „Hoe meer ik u aanzie, hoe meer ’t mij frappeert, dat u sprekend gelijkt op Jonker Van Daelen, den intiemsten vriend van mijn oom Baron Van Rompselaar. Of is u misschien inderdaad familie van de Van Daelens?

Als hij onverschillig voortslentert, houdt hij den kop omlaag, kromt den rug naar boven en sluipt in schuinsche richting tamelijk langzaam over den weg; zoodra hij echter een ontdekking doet, die hem belangstelling inboezemt, b.v. als hij een spoor vindt of een argeloozen buit opmerkt, verandert zijn voorkomen geheel.