Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 28 juni 2025


Doch Albertken moest weer naar school, het herfstweer bracht regen en vroege duisternis en de dagen gleden doelloos voort. Het havenbedrijf lag compleet stil, er liepen geen postboden door de stad en het grensverkeer was gesloten. Onophoudelijk bonkte het kanon. Uit baloorigheid las hij de plakkaten van den bezetter.

Ja, dat weten wij, zei Madame nuchter, 't is uw Benjamin... maar 't mag zijn, want het kind ziet u liever dan zijn eigen ouders. Als ik hem "De Pruimenboom" hoorde opzeggen, dan dacht ik aan mijn eigen kinderjaren... Ik heb het gedichtje nooit vergeten, en Albertken zal nooit vergeten dat hij het van mij heeft geleerd...

Albertken droeg toch zijn naam! Het jongsken verborg zijn voorliefde niet; met grootvader Snepvangers kon hij praten, die onderwierp zich geduldig aan zijn spelletjes, had zijn zak steeds gevuld met krakelingen, die nam hem mee naar de estaminets en liet hem van zijn bier proeven wat thuis streng verboden was.

De zondag bracht den familiekring samen, en Albertken was de held van het gesprek. Het kind groeide met den dag en allen vonden het schoon, slim en groot. In het voorjaar, een dag dat het buiïg regenweer, het volle genot der kachel schonk en de huiselijkheid deed waardeeren, vond Madame Snepvangers in de brievenbus het aanlokkend prospectus eener Brusselsche reisagentie.

't Is goed dat Albertken het niet hoort. De dikke Miranda lachte, maar ving onderwijl met zijn vlindernetje een kanarie, nam voorzichtig het schuwtrillend, teere ding in zijn dikke reuzenhand en streelde het zachtjes met zijn linker wijsvinger. Hij blies de veertjes op. 't Zijn toch zoo'n broze dingskens, zei hij het beeft van angst in mijn hand... Zij hebben zoo niks om zich te verweren.

Hier is, zei hij, noch mijn vader, Noch de tuinman, die het ziet: Aan een boom zoo volgeladen, Mist men vijf zes pruimen niet!... Het ging zonder haperen, maar Snepvangers, wiens lippen, vers na vers, meeprevelden, zweette van angst. Waar hebt ge dat geleerd, vroeg Marieken verteederd. Van Grootva, zei Albertken, haast stikkend in een stuk taart.

Albertken, we zullen samen iets koopen, vezelde Snepvangers, in Holland vond ik zoo niks naar mijn goesting. Ik heb zoo aan u gedacht, schreide Madame. We gaan nu weer allemaal samen aan tafel zitten, troostte Marieken nuchter ... en hebt ge u goed geamuseerd in Rozendaal?

Hij sprak nu dikwijls over Albertken dat reeds slim uit zijn oogjes begon te kijken en zijn grootvader erkende. Ge zijt 'n gelukkige vent, Snepvangers, zei eens de kousevent, en voor de eerste maal scheen hij niet vroolijk, gij hebt een dochter en een kindje dat grootvader zal leeren zeggen. Ja, Sander!

Meewarig bedacht hij dat het teere ventje ook geestelijk aan zijn vader zou doen denken!... Albertken moest maar liever op zijn grootvader trekken, desnoods op grootvader Craen... Maar niet zoo vies doen als Antoine in zijn geleerdheid. Albertken was nu zes jaar geworden en ging naar de school der Paterkens in de Everdijstraat.

Zij hebben ruzie gehad dacht Madame, 't zal over den oorlog zijn... Na de breuk met Miranda voelde Snepvangers zich eenzaam. Antoine en Craen zocht hij niet. Albertken ontgroeide hem langs om meer, de Speeker was verdwenen.

Woord Van De Dag

zelenika

Anderen Op Zoek