United States or Afghanistan ? Vote for the TOP Country of the Week !


Tegen den muur pronkten schabben met steinen potten waarin het zaad zou bewaard worden en waarop hij de namen geschilderd had. Een houten tafel, een waterkraan en een afvoerbak volledigden zijn inrichting. Kleinere kooien hingen links en rechts. In de uren dat Albertken hem gezelschap hield, werd het houtwerk lichtblauw geschilderd en van gouden biesjes voorzien.

Albertken schiep spoedig evenveel zijn behagen als Grootvader in het kwinkeleerende vogeltje... Wanneer Albertken kwam werd de kanarie feestelijk vergast op trosjeszaad of een klontje suiker. Ge zoudt er meer moeten hebben, bedacht Albertken, ik zal Grootmoe vragen er voor uw nieuwjaar te koopen. Ik zou er moeten kweeken, op de leege kamer boven de keuken is er plaats genoeg.

Albertken was verbazend knap en slim oordeelde de grootvader die zijn eigen kinderherinnering ter hulp riep om den hoogen dunk van het jongetje te behouden. Maar soms werd hij toch overbluft en was de verrassing hem te groot. Zoo zaten zij eens in het Park voor den met kroos bedekten vijver waarop de eenden dreven.

Wat denkt ge wel! Hij ademt nog!... Kom laat ons nu maar naar Albertken en zijn moeder gaan zien. De visch werd in de kraamkamer bewonderd, evenals het kind en de moeder. De vrouwen vertelden van het kraambed, Snepvangers bevestigde keer op keer dat de kousevent een "aardige", een zonderling was.

Ja, dat heb ik in mijn tijd ook geleerd, overwoog Craen, maar hij heeft het goed gedaan... Bravo, manneken! En hij heeft er niks van verklapt, zei de Grootmoeder verbaasd. De mannen kunnen zwijgen, bedacht Albertken snugger. De inlandsche paddenstoelen, herbegon Antoine... Zoohaast het donker werd stak Snepvangers de kaarsjes aan en een schemerlicht hing in de veranda.

Als Grootmoe het moest hooren! Ik zal het haar toch niet zeggen, troostte Albertken, maar ik zou toch niet altijd met één vrouw willen getrouwd zijn... Snepvangers begon uitbundig te lachen en Albertken, een oogenblik uit zijn lood geslagen, lachte mee. Wij, jongens, zagen nooit, zei hij en verzonk weer in zijn gemijmer.

Dat kind is geen gewoon kind... Sander zegt het ook... Albertken moet advokaat worden... Och, en ge weet nog niet of het kind daar goesting zal voor hebben... Goesting? Goesting... ook gij kent hem niet. Albertken geen goesting hebben... hij wordt nog veel meer dan advokaat... Dat kind is nu mijn leven...

Albertken droeg een soldatenmuts. Grootva, riep hij opgewonden, de Koning is in zijn paleis met de Koningin en de Prinskens! We moeten gaan zien! Ja, Albertken, onderwierp zich Snepvangers. Op de Meir, voor het Paleis, stonden zij te glarie-oogen, verloren in de samenscholing. De zon ging onder en de klare hemel verduisterde. Plots jubelden zij mee met de menigte al zagen zij niets.

Neen, zei Madame, dat zal hij niet... maar nu gaan wij slapen, Snepvangers, 't is veel later dan anders... 't Is toch allemaal tegengevallen, kloeg Snepvangers nog op den trap, en dan Antoine die niet tegen een vetkaarsken kan!... Wanneer het buiïg weer aankwam kon Snepvangers met Albertken niet meer geregeld gaan wandelen. Zijn dagen schenen hem langer.

Dan, onverwachts, joegen zij een vuurpijltje omhoog in den tuin en deden zij een zevenslager springen. Snepvangers en Albertken juichten van pret, maar binnen in de kamer schrok het gezelschap, en de vijf kinderen begonnen eenparig te krijten. Schei toch uit, Snepvangers, riep Madame, wat zijn dat voor kinderstreken; ge jaagt de bloeikens den angst op het lijf!...