United States or Mozambique ? Vote for the TOP Country of the Week !


Albertken zat te peinzen en Snepvangers rookte een sigaar en luisterde naar een merel die aan de overzijde van het water in een boschje verscholen zat. Grootva, fluisterde Albertken, is het aardig, altijd getrouwd te zijn? Maar manneken toch!... Wat een vraag!... Janneken Palincx zei gisteren dat zijn vader tegen zijn moeder gezegd had dat hij het beu is...

Antoine vond het wilde stampen en smijten nuttig voor de lichamelijke ontwikkeling, en Antoine was de vader!... Niet alleen de vader van Albertken, maar van nog zes andere spruiten die net als zijn kanariejongskens, gaapten en piepten en leven in huis brachten.

Zij zaten op een bank, zagen de kranen werken en hoorden de stoomers toeteren. Grootvader was het vraagbaken dat voor alles een antwoord vond dat het kind voldoening gaf. Grijsaard en kind lieten hun verbeelding vrij spel. Pa weet dat allemaal niet, misprees Albertken. Foei, strafte Snepvangers gevleid.

Niet waar, Albertken, zei Snepvangers onthutst. Ja, heel klein vlooien met heel lang haar! Maar, Albertken toch, ge moogt niet beuzelen! Ik zou toch zoo gaarne vlooien hebben, zuchtte Albertken, dat moet zoo plezant zijn. Maar het is niet waar... Ik denk het zoo maar, Grootva, zei de kleine waanwijs, dat is zoo mijn plezier. Snepvangers zette groote oogen op en vond Albertken een wonder kind.

Ja! zei de andere zuur, misschien moest ik het niet zeggen... de menschen zijn toch zoo eigenzinnig... maar als vriend, als ge dan toch een kanarievogel wilt koopen, ga dan om raad bij den klakkenmaker van de Paardenmarkt... anders wordt ge nog bedonderd ... Dank u, Sander. Snepvangers sprak er met Albertken over. Ik zal het Grootmoe vragen, meende het kind.

Snepvangers zag de fraaiheid weerkaatst in een grooten, zilveren spiegelbal, aan een kant de kamer, daarnaast een stuk van den diepen tuin, een rood bed geraniums en het levend groen. De deuren stonden open, vogels kwinkeleerden in de hoornen, Albertken zat als verloren te droomen op den tuintrap. Wel, Antoine, ge haalt er eer van... Rijk zijn is toch plezant, meende Craen.

Wat zal ik blij zijn... We kennen Holland nu... 't is een aardig land... de menschen zijn goed... heel goed zelfs... de sigaren zijn goedkoop... maar toch. Oost West, thuis best... Ik begon anders goed Hollandsch te praten en met gulden en dubbeltjes te rekenen... En nu heb ik niks gekocht voor Albertken...

Zij vergaten er het uitzicht der stad en de gebeurtenissen. Wanneer Miranda zich een beetje te erg verlaat had, ging Snepvangers mee naar huis en kroop mee op den zolder, waar de houtdraaier zijn werkhuis had. Samen wijsgeerden zij over de wereld en over de Saksische kanarievogels. Zekeren middag kwam Albertken zijn grootvader opzoeken, die door het dwaas bellen opschrok uit zijn middagslaapje.

Albertken, die pas zijn eerste communie had gedaan, was van lieverlede wat losgeraakt van zijn Grootvader. Nog kwam hij wel af en toe naar de vogels kijken, nog gingen zij wel eens samen wandelen naar den Dierentuin of naar het terras, maar Albertken had n kameraadjes waarmee hij beter praten kon.

Hebben de menschen ook vlooien, Grootva, vroeg Albertken zekeren dag. Sommige menschen, leerde Snepvangers, maar dat zijn vuil menschen... Och, dat is spijtig, betreurde Albertken. Spijtig? Ja... Snepvangers was zoo verbluft dat hij niet verder aandrong om een reden te kennen. De volgende maal, toen zij weer voor het apenkot stonden, zei Albertken trotsch: Wij hebben thuis ook vlooien!