United States or Jamaica ? Vote for the TOP Country of the Week !


Om, waar ik zong van alle schoone dingen, De zon, de weer'ld in lente en winterweer: Al 't zichtbre, d

En zoodra de proost hem zag, zette hij hem aan de piano. "Ga maar voor de piano zitten, Gösta Berling," zeide hij, "daar doe je 't meeste nut." En toen speelde en zong Gösta Berling, en toen hij een poosje gespeeld had, konden de menschen niet langer stil zitten. De oude, verstandige heeren en dames moesten opstaan en dansen.

Vele dagen daarna nog was zij vroolijk en zong, zooals zij gewoon was, deed haar werk en speelde met Helle, die nu al meer en meer haar leven vulde. Hij sloeg haar in stilte gade, en het was alsof hem een zware last van de schouders viel. De gedachte, dat zij haar moeders ziekte geërfd kon hebben, was 't eenige wat hem kon neerdrukken; vergeleken daarmee was alle droefheid vreugde.

Altijd bereid om een grapje te maken, zong hij van den morgen tot den avond zijn eentonige liedjes met eindelooze trillers, sloot innige vriendschap met mijn even langen, duitschen bediende en bracht dien ten slotte er toe, samen door 't heerlijkste tweestemmig gezang den marsch te veraangenamen.

Hij koos twee liederen, die iedereen kent, maar die voor mij toen nog vreemd waren. Ik was toen nog te jong om te kunnen beslissen of hij mooi of leelijk zong, met of zonder kunst, maar dit mag ik zeggen, dat de gewaarwording, welke zijne manier van zingen in mij opwekte, mij in tranen deed uitbarsten, terwijl ik op een uithoek van het tooneel aandachtig naar hem luisterde.

Want met bevlamden strot lag een tweede gezicht aandachtig te praten naar den zolder, onbekende taal in pluizen van rook.... de zee zong.... Het eerste hoofd met het haar in schaduw, zonder de hand, als een klomp oud goud, verrimpelde in stil lachen, een oogenblik, want strak-verdwaasd zakte het in 't week-donkere van de schouders en tuurde onder de lampen door naar Johan in de deur gebleven.

Hebben wij de namen der helden reeds genoemd, wij laten toch een Hollander daarover nog spreken, die dit erkennend, in 1836 zong: 'k Heb Zeeland lief, den grond, die mannen teelde, Door 't wereldrond om trouw en deugd vermaard, Die, waar de driekleur van zijn vanen speelde, Den schrik verspreidden over de aard. Wien hunner zal mijn luit naar eisch bezingen?

De weemoedige inhoud van het lied zoowel als de schoone voordracht van den grijzen minstreel had hen getroffen. Na eene korte pauze deed de zanger opnieuw de snaren trillen, doch nu met krachtige hand. Forsch en gespierd klonken de tonen door de holle zaal. De gestalte van den grijsaard verhief zich en zijne oogen fonkelden van vuur. Met gloed en warmte zong hij het lied: De Kruisprediker.

Deze toch maakte een lichte beweging; greep met beide handen naar het ledige omhulsel van zijn dierbaren schat, en lispelde zacht, als zong hij een klaaglied: "Haar afscheid was een zoet vaarwel, Zij drukte mij de hand en snel Was zij van mij gegaan."

Ze droegen fonkelende spaden op den rug, en ze voelden zich gelukkig als menschen, die in de toekomst hun vertrouwen stellen. Ze vonden alras het berkenrijsje, en Drikus trok het uit den grond. Vroom begonnen ze te delven in de gewillige aarde. "Zeven, zeven, zeven voeten," zong het in Drikus' ziel.