Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 9 juni 2025
Het was haar beste zondagsche hoed en de twee klaprozen die hunne hoofden opstaken midden uit de pracht van lint en kraal, schenen bezield met denzelfden huiverigen moed, die haarzelf vervulde. De lijnen om haar neuswortel trokken rimpels van vastberadenheid. Nu had zij er genoeg van! Heelemaal alleen daar te zitten!
Zeg, was het nu ook gelukkig voor Tom, dat de dieven met hunne Zondagsche kleeren op de kennis waren gaan pronken? Tom maakte nu zoo gauw mogelijk, dat hij in den kelder kwam. De kist van zijn' vader was gesloten; maar werktuigen, om een slot mee open te breken, waren er in het dievenhuis overal bij de hand. En hoe hij daarmee moest omgaan, dat had hij wel van de dieven afgezien.
Altijd waren ze bang ergens te laat te komen of van iemand een standje te krijgen, of zij kwamen niet uit met hun tractement, of hun plee was verstopt, of ze hadden een zweertje, of hun Zondagsche pak begon te slijten, of de huur moest betaald worden; dit konden ze niet doen hierom en dát moesten ze laten daarom. In zijn jongen tijd was i nog zoo dom niet geweest.
Moeder, het paarse nachtjak nog aan en de gehaakte nachtmuts nog op, hangt de zondagsche kleeren te luchten aan de rij spijkers, die expres ten dienste van deze Maandagochtend-bezigheid in den houten achterwand van ons huis zijn geslagen.
Jachjemed had een nieuwe fez, een zwart koorden kwast hing in zijn nek neêr en over de borst uit de omslagen van de hangende kap glansde van blauwe zij het Zondagsche onderkleed.
Blij dat hij een zoo mooie ham had gekregen, klom de man vlug op de ladder; maar toen hij op het punt was naar de ham te reiken bemerkte hij, dat de ham, aan de middagzon blootgesteld, begon te smelten, en dat een druppel vet op zijn Zondagsche jas dreigde te vallen.
De twee ruiters kwamen aan 't vreemd dorp en daar tusschen de huizen, lieten zij hunne peerden op stap gaan om gemakkelijk de menschen te bezien die ze ontmoetten. Kent ge hier iemand? vroeg Odo. Niets bezonders, we zullen moeten vragen waar 't plezier woont, anders maken we 't zelf. De dorpsplaats lag in zondagsche ruste, zonder leven in de herbergen.
"Ik moet een beetje voorzichtig wezen," zei hij wijs tegen Karel. "Waarom?" vroeg deze. "Wel, ik heb mijn Zondagsche pak aan, doordat ik van morgen vroeg kopje-onder in de sloot gelegen heb. En als ik nu met mijn mooie pak weer in 't water viel, zou Moeder me zien aankomen, dat begrijp je. Jongen, wat zou ik er van lusten!" "Nou, dat snap ik," zei Karel.
Eerst naar de garderobe om zijn hoed en overjas af te geven. Die was achterin de marmeren vestibule; 't was daar ook al kil, kelder-kil; de gekuitbroekte kelners, dikke bejaarde mannen, en de dienstmeisjes van mevrouw, opgeprikt, in 'r Zondagsche japonnen en witte garen handschoenen, en gestreken mutsen met stijve witte strikken onder de kinnen, deden strak-deftig en fluisterend hun werk.
"Maar neem een stoel" zei de grijze herder geruststellend tot den armen kerel die bedremmeld stond, en beurtelings naar den geestelijke zag en naar zijn zondagsche pet die hij in de handen hield. "Zit neer zoo lang." Ook de pastoor ging zitten. "Ik heb gehoord dat je Willem naar de mijn wilde sturen, naar Amstenrade." "Ja, mijnheer pastoor." "Zoo, zoo. Is 't dan toch waar?
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek