United States or Guyana ? Vote for the TOP Country of the Week !


Tegenover ons woont een juffrouw, wier neef een toko doet in de Oost, zooals ze daar een winkel noemen. Wanneer dus alles zoo slecht ging als Stern zegt, zou zy er ook wel wat van weten, en 't schynt toch dat het mensch zeer tevreden is met de zaken, want ik hoor haar nooit klagen. Integendeel, ze zegt dat haar neef daar op een buiten woont, dat hy lid is van den kerkeraad, en dat hy haar een pauwenveeren sigaarkoker heeft gezonden, dien hy zelf gemaakt had van bamboe. Dit alles toont toch duidelyk, hoe ongegrond dat geklaag is over slecht bestuur. Ook ziet men daaruit, dat er voor iemand die wil oppassen, in dat land nog wel wat te verdienen valt, en dat dus die Sjaalman ook dáár al lui, pedant en ziekelyk geweest is, anders zou hy niet zoo arm zyn thuisgekomen, en hier rondloopen zonder winterjas. En de neef van die juffrouw tegenover ons, is de eenige niet die in de Oost fortuin heeft gemaakt. In "Polen" zie ik velen die daar geweest zyn, en waarlyk heel knap in de kleeren steken. Maar dit begrypt zich, op de zaken moet men passen, ginder zoo goed als hier. Op Java zullen de gebraden duiven niemand in den mond vliegen: er moet gewerkt worden, wie d

Ik kan geen verstandig woord aan hem kwijt raken en we hebben z'n sabel al moeten wegmoffelen, want hij wou z'n eigen tekortdoen." "Zoo, zoo! Goed. Ga maar vooruit, sergeant! Ik kom bij je." Sergeant, na militair saluut, verdween. De burgemeester schoot zijn winterjas aan, want het was een koud dagje in Maart, en ging de kamer uit.

Marcel wist niet wat hij moest zeggen bij die helderziende ijlkoortsen van dit ongelukkige schepseltje, dat, zooals zij zeide, de wormen reeds aan zich voelde vreten. Na een uur kwam Rodolphe terug. Hij bracht Schaunard en Colline mede. De musicus had zijn zomerjas aan: hij had, zoodra hij gehoord had, dat Mimi ziek was zijn winterjas verkocht, om Rodolphe geld te kunnen leenen.

's Nachts was de noordenwind opgestoken. Huilend gierde hij bijwijlen om het huis, floot door de reten der deuren en deed de vensters klapperen. Hij kwam van de nog met sneeuw bedekte bergen van Phthiotis, en was zoo ijzig, doordringend koud, dat ik huiverde onder mijn winterjas.

Maar u is me in den laatsten tijd zoo vreemd geworden, ik kan u niet meer zien als de vriend en de afgod van kleine Marius, want dat was je. Herinner je hem nog?" "Ja, zoo duidelijk," antwoordde Abraham; "vooral in die kleine grijze winterjas, met die ceinture in den rug." "Ach, lieve hemel, ja! die heb ik nog altijd. Het doet me zoo goed iemand te spreken, die hem gekend heeft.

Hy had dan ook wel iets van een Duitscher, en van een reiziger ook. Hy was zeer blond, had blauwe oogen, en in houding en kleeding iets dat den vreemdeling verraadde. In-plaats van een behoorlyken winterjas, hing hem een soort van sjaal over den schouder Frits zegt "shawl" maar dit doe ik niet alsof hy zoo van de reis kwam.

De meeste winterdagen hier doen mij telkens weer terugdenken aan den herfst in Holland, maar in de winternachten kan het geweldig rijpen, en als een Zuidenwind de lucht van het Hooge Veld over het dorp blaast, is zelfs overdag een dikke winterjas nauwelijks voldoende. De "oumense" hebben bij het uitleggen van hun dorp de methode gevolgd, die zij in de Kaapkolonie hadden leeren toepassen.

En stel je niet gelyk met Stern, wiens vader zoo ryk is, en die altyd geld genoeg zal hebben, al wil hy geen makelaar worden, en al doet hy nu-en-dan eens wat verkeerds. Bedenk toch dat al het kwade gestraft wordt: zie maar weer dien Sjaalman die geen winterjas heeft, en er uitziet als een komediespeler.

Alfons verscheen, versuft door al die drukte, bijna gekleed als een heer, met een rond zwart hoedje en een lange, warme winterjas. Dat waren al geschenken van de jonge barones en de buren voelden wel een beetje jaloezie. Zij hadden geen flauw begrip waar Alfons naartoe ging, maar zij beschouwden 't allen als een soort plezierreisje, als een rijke-menschen-gril, bijna bespottelijk voor een boer.

Beste lezer, laat den stakkert dat nu maar doen en bespotten wij hem niet te veel. Het is nu eenmaal een zoete manie van den armen kerel, om zich en ù voor den gek te willen houden met de bloemetjes en de vogeltjes en het in zijne povere verzen te doen voorkomen, dat hij erg veel pleizier heeft met het leven voort te gaan omdat hij zijn oude winterjas weg bergen kan in de naftaline.