United States or New Zealand ? Vote for the TOP Country of the Week !


De trotsche vreemdeling had Guta om haar wederliefde gesmeekt en haar bezworen, hem trouw te blijven. Binnen drie maanden zou hij uit het vaderland, waarheen dringende plicht hem riep, wederkeeren. Eerst dan zou hij openlijk op den burcht haars broeders om haar hand dingen en zijn naam noemen, want een tevoren afgelegde belofte verbood hem dien thans mede te deelen.

Het monster was nu zoo groot, dat niemand er zich rekenschap van scheen te kunnen geven dat het bij slot van rekening nog slechts een kind van zeven jaar was, met het verlangen van een kind om aangehaald te worden, en om zich te vermaken en nieuwe ondervinding op te doen, met al het verlangen van een kind naar wederliefde, aandacht en genegenheid, en met al de in een kind schuilende geschiktheid tot afhankelijkheid en oneindige verveling en ellende.

Menigmaal heb ik ter harer eer gestreden tegen Christen ridders. De jonkvrouw schonk mij haar wederliefde, en beloofde mij, mijn vrouw te zullen worden, en ik was op weg naar haar toe, toen ik het ongeluk had uwe ruiters te ontmoeten en hun in handen te vallen. Ik heb dus niet slechts mijn vrijheid verloren, maar tevens mijn levensgeluk, dat ik reeds meende te bezitten.

Zelfs nog geruimen tijd nadat hij geleerd had Emma te kussen en door haar gekust te worden, en hij een tweede Thomas had moeten zijn om te kunnen twijfelen aan hare wederliefde, was het hem alsof hare genegenheid voor hem eerst had gedagteekend van het uur, waarop hij haar gesmeekt had zijne vrouw te willen worden.

Wij waren beiden nog in dien gelukkigen leeftijd, waarin men het tegenwoordige geniet, zonder over de toekomst na te denken: wij zagen elkander op ieder uur van den dag: ik had haar lief, van het eerste oogenblik af dat ik haar zag, en ik had het geluk, of liever het ongeluk, haar niet te mishagen: geene week was er verloopen of ik had haar mijne min verklaard en was van hare wederliefde verzekerd."

Zou zij, die u liefheeft, nooit op wederliefde mogen hopen?" Er was een oogenblik stilte. Toen scheen het, alsof Zabern, de stoere, ruwe Zabern, die nooit vrees had gekend, die gespot had met dood en gevaar alsof die sterke man zwak was geworden als een kind. "Katina!" was 't eenige wat hij stamelen kon. En op de knieën neervallend verborg hij het hoofd in haar schoot. "Dus mij heb je lief.

"Ik geloof u, Mijnheer!" hernam zij, het hoofd schuddende, met een droefgeestige uitdrukking op het gelaat, die mij bewees, dat zij de ware reden van haar terughouding niet vermeldde: "maar toch!..." "Welnu!" wat kan er meer zijn? Ik bid u, verzwijg uwe zwarigheden niet: ik vlei mij, dat, zoo gij mij slechts wederliefde schenken wilt, ik in staat zal zijn alle andere bedenkingen te overwinnen."

Maar hij had Abraham vergeten, Abraham was er immers nog, haar zoon; en bij die gedachte werd zijn bitterheid iets verzacht. Hem zou hij toch tot bewondering kunnen dwingen; hij zou de liefde die zijn vader hem aanbood, met dank en wederliefde aannemen, hij zou hem liefhebben, zooals Carsten Lövdahl bemind wilde worden.

Het kon hem slechts aangenaam zijn, zooveel mogelijk voor anderen te leven, daar onbaatzuchtigheid en ontzegging volgens zijn opvattingen met God vereenigen en slechts hij, die voor zijn liefde geen wederliefde vraagt, Gods liefde waardig wordt.

Zooals Hij lief heeft, wie Hem wederliefde bewijst, zoo moet ook ik mijne liefde schenken aan haar die mij lief heeft. In den Verkeerden Martijn hebben wij een aardig voortbrengsel van middeleeuwsche ironie. Met talent zijn hier MAERLANT'S redeneeringen uit den Eersten Martijn omgekeerd en tegen de zijne overgesteld.