United States or Samoa ? Vote for the TOP Country of the Week !


M'nheer, riep Wouter en hy bloosde ik houd zoo erg veel van Femke! Zóó? antwoordde Holsma droog. Ik ook. De geneesheer, alle blyken van onderzoek zorgvuldig verbergende, sprak over onverschillige zaken, en bespeurde weldra dat z'n keukenmeid zich vergist had in de diagnose. Wel toonde zich Wouter opgewonden en uitgeput tegelyk, maar krankzinnig was-i niet. Integendeel.

Stuk? Gebroken? Aan my? Ja, stumpert, zeg 't maar! Wouter betastte zich. Toen z'n hand de plek bereikte, waar die boomwortel z'n plooien en knoesten had ingestempeld, nam z'n gelaat 'n vragende uitdrukking aan. Geheel overtuigd dat men hem niet buiten z'n weten had geradbraakt, was-i niet! Gebroken? Stuk? Ik? Wie anders? En... wie zou dat gedaan hebben? Wie? Wèl ... jyzelf, stumpert! Ik?

Geroepen was-i, o ja ... maar dat's 't ware niet. Meen je dat-i komt? Dat-i uitverkoren is, meen ik? Ik zeg: neen! Niet ... zie, zooveel! En ze knipte met de vingers. Maar ... wat moet ik dan met het kind doen, juffrouw Laps? Stuur 'm gerust 'ns by me ... al was 't van avond nog. Wouter rilde. Maar gelukkig drong z'n moeder dien dag niet op de herhaling van 't bezoek aan.

Uit den mond der spreekster niet, o neen 't waren immers juist de woorden die ze by-voorkeur niet uitsprak! maar... hy meende ze toch te hooren, al kwamen ze tot hem van geheel anderen kant. Wel was-i dien vrydag laag en slecht geweest, onridderlyk en infaam, maar... hy bleef nog altyd Wouter! Moordenaars? Dieven?

Ziek was-i er geworden, heimwee had-i er gekregen. Zoo gauw mogelijk was-i naar 't station gevlucht. Daar lagen gelukkig de rails nog, onafzienbaar, recht, tot aan den horizon, de weg naar Amsterdam. En zijn biljet had-i voor den dag gehaald. En er had nog duidelijk opgestaan: "nach Amsterdam". En op tijd was de trein gekomen en had 'm over de rails naar huis gereden.

Hierdoor immers was-i in 't heerlyk bezit gebleven van 't geldstuk, dat z'n moeder hem had meegegeven "voor de meid" omdat ze, vooral jegens den dokter, zoo op 't fatsoen gesteld was. Maar 't aanbieden van de zonderlinge versnapering aan den soldaat, had moeite in. Er moesten veel mannen worden op-zy gedrongen. Ook vrouwen en meisjes, en zelfs kinderen...

Onwillekeurig verweet hy zichzelf dat-i deze vraag niet reeds sedert lang gedaan had, en nu ze eindelyk werd geopperd door 'n ander, was-i nieuwsgierig naar 't antwoord. Het hakkelen en stamelen der voorlichters bevreemdde hem.

Toch klaagde zy altyd, en de "Heer" zweeg. Hy was goedertierener dan zy. Ik roep de Amsterdamsche buitensingels en de "paden" in den omtrek van Femke's huisje tot getuigen, dat ik z'n mymeringen hoogst-onvolkomen heb weergegeven. De vraag is of hyzelf in-staat zou geweest zyn tot meer nauwkeurigheid. Neen, dit was-i niet! Hy zou 't er nog slechter afgebracht hebben dan ik.

Langs 'n oceaan van afgronden zoo zei de krant had-i zich vervolmaakt tot zwager van 'n halfgod. Ook was-i gewoon zich te kleeden als 'n koorddanser. Wie dus 't belang des Vaderlands op 't onbesmet harte droeg zoo zei de krant kon niet laten uit zeer onbeklemde borst meeteschreeuwen: Leve de Groothertog van Ysland!

Daar ginds stond 'n huis op 't instorten. Leentje stak povertjes in de kleeren. Er was onlangs 'n arme blindeman in 't water gevallen, en verdronken. Er scheen niemand by geweest te zyn om te helpen... ook alweer God niet. Bovendien, waarom was die man blind? En, nu eenmaal blind zynde, waarom was-i arm? En, nu eenmaal arm zynde, waarom ... och, er was geen eind aan verwytende vragen.