Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 11 mei 2025


Plechtig en langzaam, vol helderen vreê, Leidend den dag en ontsnellend den nacht, Met de machten van stralende wereld meê. Wij wervlen luid zingende rond den bol, En zijn chaos verhelderd door liefde's macht, En niet door vrees, vertoont zich in pracht, Van boomen en dieren en wolken vol.

En ook aan deze soort van huisnamen danken eenige hedendaagsche nederlandsche geslachtsnamen hunnen oorsprong. Verder Den Handel, De Hoop, D'Hoop en samengesmolten als Doop, De Liefde, Trouw en De Trouw, Vrede, Vreede, De Vrede en De Vree, Welvaart, ook als patronymikon Welvaerts, Zeevaart, enz.

En mocht zij hem vergeven door ùw smeeken, Dat hem haar blik dien schoonen vree dan meld'". Mijn lieflijk Lied, van Liefde zelf verzeld, Ga nu tot haar om eere en troost te erlangen.

Ik sluit mijn traanlooze oogen, o verfijnde Tyran! uw werken zie ik klaarder in Mijn leed-verlichten geest. In 't graf is vreê: Het graf verbergt al schoone en goede dingen. Ik ben een God, en kan haar dáár niet vinden , Noch zou 'k haar zoeken: want, schoon wreede wraak, Dit is verslagen zijn, niet zegepralen, O felle Koning!

Het afgehouwen, bloedend hoofd, den arm van 't lijf gekapt, Verbrijzeld liggen zij in 't zand, door paardenhoef vertrapt. »Halt Koning Bucarroept de Cid; »tot mij kwaamt ge over zee; Gij zocht mij in deez' fellen strijd!... aan mij is 't woord van vree.« »Als in uw zwaard die vrede huist, en in uw steigrend ros, Begeer ik uwen vrede niet!...« Hij laat de teugels los.

Adeelen was door middel van een haak omvergerukt, en een uit het volk stond reeds gereed om hem met zijn eigen dolk te doorboren, toen Deodaat, het gevaar ziende, waarin de Fries verkeerde, zoo heftig tegen den poorter aanreed, dat deze achterovertuimelde, terwijl Reinout, zijn paard midden tusschen het volk drijvende, in de stijgbeugels oprees en met kracht uitriep: "pais en vree, gespuis van den Satan! niemand verroere zich, of het zal hier zwaardslagen regenen zoo dicht als hagel!

Een regenboog stond op de zee Die woelde omlaag, in vreemde vreê, Waardoor, alsof veroovraar toog Onder triomfpoort trotsch en snel, De stormwind zegevierend vloog, Meevoerend veel gevangen wolken: Vormlooze, donkre, vlugge volken, Elke gekliefd door 't weerlicht schel.

Sprenkelt, Elfen, op den grond Dezen heil'gen dauw in 't rond; Wijdt er iedre kamer mee Van 't paleis, tot vreugde en vreê: Eeuwig worde, die er woont, Met het hoogste heil gekroond! Flink uw plicht Nu verricht; Treft mij weer bij 't morgenlicht! Heeft dit schimmenspel mishaagd, Denkt dan, dat ge in sluim'ring laagt, En 't u, dan vergeeft gij 't wis, Als gezicht verschenen is.

Een lieflijke, teer-fluistrende gedachte, Van u vervuld, toeft bij mij menigmaal, En spreekt van liefde zulk een zoete taal Dat zij mijn hart met haar doet medesmachten. Dies vraagt mijn ziel aan 't hart: "Wie is die zachte, Die wil dat troost en vree weer in ons daal'? Dat niets in ons nog naar iets anders taal', Tot zulke werking is haar deugd bij machte?"

»Wist ik nu nog maar watvervolgde Bob. »Wacht, laat mij eens even bedenken. Misschien komt het welEn na een oogenblik toevens vervolgde hij: »Ha, ik ben klaar. Luister: „Wel neefje, ben je nu tevreê?” »Goed gedaan, Bob. Nu moet ik weer. Wat rijmt er zoo al op vreê? Wacht: wee, meê, zee, thee, dat zijn er wel al genoeg. In orde, hoor. „En valt het aantal je niet meê?”

Woord Van De Dag

rozen-hove

Anderen Op Zoek