Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 22 november 2025
Hij kon niet met de anderen meê gaan, als hij wist, dat zij daar ziek en alleen achter bleef, en moest doodhongeren. Met een paar vleugelslagen was hij bij den steenhoop. Maar daar lag geen jonge gans tusschen de steenen. "Donsje, Donsje, waar ben je?" riep de ganzerik. "De vos is zeker hier geweest, en heeft haar meêgenomen," dacht de jongen.
De prins ging op weg, maar hij zuchtte en was droefgeestig, want waar zou hij het gouden paard vinden! Daar zag hij op eens zijn ouden vriend de vos aan den weg zitten. »Zie je,« zei die, »dat komt er van, dat je niet naar mij geluisterd hebt; maar ik zal je wel helpen, hou maar moed, ik zal je zeggen, hoe je bij het gouden paard moet komen.
Als dan de bewoner wanhopige pogingen deed, om zijn deur te openen, stonden wij op de stoep, op zijn stoep, hem uit te lachen of met hoonende woorden te sarren, zoo ongeveer als Reintje de Vos het doen kon, als hij zijn aartsvijanden, beer en wolf, in de ellende zag, waarin hij, en hun eigen ondeugd, hen had gestort.
Ook de neiging tot spreuken en spreekwoorden en wendingen als: "kinder mijn", "salighe wiven", "lieve vrienden" ontbreken hier niet. Dat deze leerdichter slecht te spreken is over den "scalken vos Reynaert", kan ons niet verwonderen . Evenals de overige leerdichten is ook der Minnen Loop een vrucht vooral van lectuur.
Geen geluid verried hun tegenwoordigheid, toen de Vos de trap afkwam met het licht in zijn hand en gevolgd door een man in een groven kiel; deze wierp een snellen blik door de kamer, wikkelde een lange shawl los, die het ondergedeelte van zijn gezicht had bedekt en vertoonde het bleeke, ongewasschen, ongeschoren gezicht van »mooie Toby.«
De drie jongens gingen er op uit; de Vos als gewoonlijk met omgeslagen jasmouwen en zijn hoed scheef op zijn hoofd, jongeheer Bates voortslenterend met zijn handen in zijn zakken, en Oliver tusschen hen in, zich afvragend waar zij heen gingen en in welk werk hij 't eerst onderwezen zou worden.
»Je hebt 'n slechte opvoeding gehad,« zei de Vos, terwijl hij met voldoening zijn schoenen bekeek, door Oliver gepoetst. »Maar Fagin zal toch wel iets van je maken, of jij bent de eerste, waar niets van terecht komt. Je moest nu maar liever dadelijk beginnen, want je komt toch in het vak eer je 't weet; 't is maar tijdverlies, Oliver.«
"Kinderen," riep zij met krachtige stem, "allen weer naar binnen." De kinderen gehoorzaamden. "Zie zoo, nu één voor één naar buiten. Jan Vos, jij eerst!" "Ik ben klaar, juffrouw." "Goed. Nu jij, Bruin Boon." Bruin ging. Zijne klompen en zijne jas vond hij al spoedig, maar hoe hij ook zocht, zijn hoed was nergens te zien. "Juffrouw, mijn hoed is weg!"
Weldra echter begon de Roofvogel vreemdsoortige bewegingen met de vleugels te maken, daalde en kwam achter een rotspunt terecht. De persoon, die dit had waargenomen, beklom de spits en zag tot zijn verwondering de Vos hem pijlsnel voorbijloopen; aan den anderen kant vond hij den stervenden Arend met opengebeten borst.
Maar hij kon naar 't antwoord niet goed luisteren, hij had alle moeite om den vos, die verschrikt begon te wippen en te springen, in te toomen en steeds naderde sneller en sneller het helsch gevaarte, in toenemend gedreun en gedruisch.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek