Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 3 juni 2025
't Waren bleeke wegen door 't koren en het groen, hier en daar een Netheglans, roode daken tusschen volle boomen, koeien in de weiden, witte kapellekens aan den weg, bosschen en rustende molens in de verten, en duiven in de lucht. Er waren boeren bij die niet omzagen voor een dozijn wafelen, en altijd nog even appetijtelijk de smoorende keuken binnenzagen.
De poorten van iets dat vol zon was, vol verre, verre, klare verten, poorten van goud waren opengegaan. Ernest nam, uit een kistje, een stralenden diadeem en zette hem op haar hoofd. Iedereen juichte toe. Mijnheer du Bessy riep: Leve de koningin!
Zij zaten een tijdje in een café, terwijl de een de vragen van den ander omtrent dezen en genen persoon beantwoordde; eigenaardige oude gezichtspunten leefden weer op; eindelooze nieuwe uitzichten en verten werden op zij geschoven, en toen was het tijd naar het station te gaan, om den trein naar Londen te kunnen halen.
Hij zag de blauwe verten, het gezwollen water, den natten hof, waaruit de regen den zoetsten rozenreuk omhoogsloeg, hij zag zijn blauwe pijpesmoor door den regen wegwandelen, en er kwam een groot gevoelen van innige goedheid in hem, een gevoelen dat moest uitgevierd worden, omdat het te groot en te schoon was, en hij het alzoo niet slikken kon. Hij wilde den regen voelen tot in zijn hart.
De buiten was frisch en rook bezonder fijn. De weelde van den nacht leefde nog onder het gers, en op de Nethe rok en kronkelde er zich wat witte damp, maar de verten waren klaar. Er hongen drie leeuweriken te trillen in een lichtgroene lucht, en de laatste ster verwaterde in het uiteenloopend licht van de opstijgende zon. Zij kwamen aan de beemden, hier en daar met ploegen maaiers bezet.
Tot deze eerste halte op den weg uit het oerwoud naar de stad nog in verten achter den horizont verborgen, de halte waar al zoovele volkeren, als nu in de steden wonen, hun legerplaats gehad hebben, is de Papoea uit eigen krachten gekomen. Maar daar staat hij nu en kan niet verder, omdat de wildeman hem met zijn rooddruipende vuisten vastgegrepen houdt, schreeuwend om "leven voor leven."
Voorbij een boschken openden zich de verten van de sappige weiden. En God! de weiden waren lijk vuur en vlam. "Charlot, scheid eruit van Marieken!" riep Pallieter. "De zurkel brandt! De zurkel brandt!" Elk blad van den verschgeschoten zurkel slurpte een lek op van het zonnelicht, elk blad brandde ervan, héél de wereld brandde ervan!
Er kwam gekraak en gegons van kevers en van vliegen. Pallieter riep: "Vader zon bevrucht Moeder aarde!" En hij liep zoo maar rats tusschen de feldraaiende molenwieken door, den berg af in 't natbedauwde veld. Hij drentelde al zweepkletsend langs wegelkes, hagen en waterkant, en zong het land bijeen. De nevelen waren weg, en opnieuw openden zich de verten, rijk aan korenvelden en savooien.
Van uit de verten bleven de horens galmen, nu eens ver en dan weer dicht, al naar den gang der jacht. Hij zag schapen grazen, de zon scheen rood door hunne ooren, en streelde lijk vingeren in de dikke wol. Aan den boord van 't beeksken zat de bultige herder, alleen, heel alleen, lijk de kinderen, och arme, met de kaarten te spelen. "Zoe wind altij," zei Pallieter, "mor wind is tege mij!"
Zij staken over, en arm aan arm zingend dat het galmde, waggelden ze door den regen voort, die altijd even hard het land begoot.... En als Pallieter 's morgens in Fransoo's molen wakker werd en de mistige, natte verten zag, riep hij: "O, aarde mè a duzend borste, wannier zulde ma verzadige? nooit ni!" Eindelijk was 't September, de frissche maand, die blauwe wierook voor de boomen hangt.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek