United States or Mali ? Vote for the TOP Country of the Week !


Hoe dikwijls nochtans scheurden zij van honger, daar zij altijd van vier of vijf uren des morgens opstonden en zoolang moesten vasten, terwijl de dartele Siska nooit vóór negen uren beneden kwam. En de keuken dan? Wat arme keuken! Altijd aardappelen, koolen of savooien, en ossenvleesch, gezoden of gebraden; het is altijd hetzelfde; Siska is van tijd tot tijd zoo slap en zoo flauw!

Kort nadat Victor Amedéus, Hertog van Savooien, in den oorlog met Frankrijk, de vesting Montmelian had verloren, maakte hij zich in een gesprek met den Franschen Gezant zoo driftig tegen dezen, dat hij naar een venster liep, het opensloeg en toen zeide: "Ziet gij dat raam?" "Ja wel," antwoordde de ander, terwijl hij nader trad en naar buiten keek: "men kan er Montmelian uit zien."

Het riekt weer naar savooien, Snepvangers, ik geloof dat ze beneden niks anders eten ... ja, zij eten nog raapkoolen.... Kom zet u aan tafel om uit te blazen.... Ik word oud, zei Snepvangers verdrietig.

Dendermonde Leeg van gronde, Klein van goed, Hoog van gemoed. Zij exerceerden lijk de koeien, En zij stalen al de Savooien. Rakkedok kedok! Mee 'nen krommen kop; Z'hebben een geweer Lijk 'nen bloemkoolstok. Herenthals is 'ne nest, Die der wonen, weten het best. Hersel de macht, Westel de pracht. Hooglee groote pracht, Verre gezien en weinig geacht. Hooglee Schoone stee, Lichtervelde lacht er mee.

Rechtdóór ging de rit, rats door de savooien en de peekens, over de grachten, door elzenhout, altijd maar recht door, de aarde dreunde er van, en vogelen schoten op, en kiekens stoven kakelend uiteen! Pallieter zag eens op. Over alle wegelen en het veld kwamen menschen aanloopen, en daár, daár lag de Nethe hoog en stil.

In 't begin der 17de eeuw waagde Karel Emmanuel, Hertog van Savooien, een aanslag op Geneve, 't welk hij bij nacht poogde te verrassen.

Er kwam gekraak en gegons van kevers en van vliegen. Pallieter riep: "Vader zon bevrucht Moeder aarde!" En hij liep zoo maar rats tusschen de feldraaiende molenwieken door, den berg af in 't natbedauwde veld. Hij drentelde al zweepkletsend langs wegelkes, hagen en waterkant, en zong het land bijeen. De nevelen waren weg, en opnieuw openden zich de verten, rijk aan korenvelden en savooien.