United States or Mexico ? Vote for the TOP Country of the Week !


"Neen," zei Vernooy, "neen, dat's 't geval niet men krijgt bij zoo'n gelegenheid een graad." "Nu, juist, een graad; daar wilde ik je hebben. Naar dat woord heb ik daareven gezocht. Gerrit is zeker van den hoogsten graad, niet waar?" "Zeker, zeker," zei de heer Vernooy; "ja, wel zeker. Ja, dat heeft hij ook geschreven."

En intusschen vertelde mevrouw Vernooy zoo veel liefs en goeds van Klaartje Donze, als zij ooit liefs en goeds van Gerrit uit papa Witses mond gehoord had; en de laatste was niet ongevoelig voor haar lief gezichtje.

"Maar zeg, tante," vroeg de Geldersche zoo naief als zij kon, "mijnheer Witse heeft nu toch geen prijs gekregen, wel?" "Wel neen, kind! aan de academie wel foei! Of het zou een medaille moeten geweest zijn," liet zij schielijk volgen, om ook van deze wending partij te kunnen trekken; "heb je daar ook van gehoord, Vernooy?"

Nu zat zij in de vensterbank aan de donkere Hoogstraat, en dacht aan buiten, en keek dan weer eens naar de straat, en verwonderde zich over het aantal malen dat een lantarenvuller door de volksmenigte in het uitoefenen van zijn beroep werd gestoord. Het was omstreeks twaalf uren, en het koffiegoed stond op tafel. Mevrouw Vernooy kwam binnen.

Klaartje Donze was sinds eenige dagen bij oom en tante Vernooy te Rotterdam gelogeerd. Zij was nog nooit in Holland geweest en had zich machtig veel van het logeeren in eene stad als Hollands tweede koopstad voorgesteld. Een paar malen was zij uitgeweest.

"Nu, Klaartje," zeide zij, terwijl zij water opgoot, "er is goed nieuws. We hebben een prettig vooruitzicht tegen overmorgen." "Tegen overmorgen, tante?" zei Klaartje, het schelkoord op de vensterbank neerwerpende en een vroolijk gezicht toonende. "Ja," antwoordde mevrouw Vernooy; "raad eens wat?" "We gaan naar de comedie." "Neen kind! er is vrijdag geen comedie." "Naar het concert?"

"Maar we moeten volstrekt mevrouw Stork hebben." "Die kent Gerrit in het geheel niet," merkte Witse aan. "Goed!" antwoordde zijn gemalin. "Voor mijn rekening; zij zal hem wel bevallen; 't is een allerinteressantste vrouw. Weetje wel dat er bij Vernooy een nichtje gelogeerd is? Dat is ook een vreempje. Nu; hoe meer hoe liever. Maar dan dienen er nog een paar heeren ook bij. De jonge Hateling?"

Het dessert kwam, en mevrouw Witse liet met zekeren nadruk de flesschen veranderen. De heer Vernooy, in de goelijkheid van zijn hart, begreep dadelijk dat er een toost op den jongen candidaat wezen moest, maar hij was de man niet om toosten in te stellen.

"Hoe meenje dat, Vernooy?" vroeg zijne gade met bevreemding. "Er gebeurde niets mee, voor zooveel ik weet." "Ja wel!" antwoordde de gemaal, bloedrood wordende en zijn kopje uitdrinkende om zijne verlegenheid te verbergen: "jawel, er gebeurde iets met die handschoenen. Liet hij ze niet zoo gek vallen of zoo? Ja, daar staat me iets van voor."

Deze was een jaar of vijf ouder dan zij; zijne ouders bezaten een redelijk vermogen, en behoorden daarenboven tot hare beste vrienden, waartoe hoofdzakelijk medewerkte dat er niemand in de gansche Erasmiaansche stad gevonden werd, die geduldiger en liefderijker de lofredenen op den knappen zoon aanhoorde dan de heer en mevrouw Vernooy.