Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 8 juni 2025
Toen zij bij de anderen terugkwamen, vroeg het Lange Oor hun: "Er waren vier Utahs. Waarom zijt gij slechts met uw drieën gegaan?" "Omdat wij dat voldoende achtten," antwoordde Old Firehand norsch. "Er waren nog andere mannen. Ik ben óók hoofdman; ik had het recht om bij de beraadslaging tegenwoordig te zijn, evengoed als gij."
Wij weten precies waaraan wij ons te houden hebben, en gelooven geen woord van alles wat gij zegt." De hoofdman wendde zijn gelaat ter zijde en zweeg. In zijn plaats nam nu de krijgsman, dien Hobble-Frank bij de schuilplaats neergeslagen had, het woord: "De bleekgezichten zijn thans vijanden van de Utahs."
"Dan begrijp ik u niet." "Ik ben voor geen duizend Utahs bang." "Daar heb ik geen hoogte van." "Ik behoef mijn hand slechts op te heffen, dan zijn zij allen verloren. In één oogenblik dood ik hen allen." "Hum! Allen?" "Gelooft gij dat niet? Och, zoo iets kunt gijlieden ook niet begrijpen. Gij bleekgezichten, zijt zeer vernuftige mannen, doch op zulk een gedachte zou niet een der uwen komen."
En geheel tegen het gebruik der Indianen, om bij elken aanval hun oorlogsgehuil aan te heffen, gingen deze Utahs te werk schier zonder geluid te laten hooren. Eerst toen de blanken luidruchtig werden, hieven zij hun gegil en geschreeuw aan, dat ver door de nachtelijke stilte drong, en door de wanden van den canon veelvoudig teruggekaatst werd.
Juist zooals het Lange Oor geraamd had, waren er drie uur verloopen, toen de Utahs de plaats bereikten waar de boomen begonnen. Zij hielden halt, en zonden eenige verspieders vooruit, die onderzoeken moesten of men verder kon gaan. Toen die ongeveer vijf minuten weg waren, viel er een schot, en onmiddellijk daarna nog een. Een oogenblik later keerden zij terug, terwijl een hunner gedragen werd.
In hun gezelschap zullen wij voor jagers doorgaan, en niemand zal op de gedachte komen, om ons voor lieden te houden, die in eenigerlei betrekking staan met hen, die de Utahs genoodzaakt hebben om hun oorlogstuig op te graven." "En denkt gij, dat wij zulke mannen vóór ons hebben?" "Ja, dat vermoed ik. Zij zijn naar het bosch. Wij zullen hen volgen."
De Utahs zouden ons immers ook scalpeeren." "Als ik bij hen was, zouden zij het wel laten. Ik duld dat niet, ten minste niet bij de levenden." "Dan kunnen zij hun scalps behouden; maar van de dooden zal ik die nemen." "Met welk recht?" "Ik begrijp u niet!" antwoordde de Roodhuid verbaasd. "Een verslagen vijand moet toch gescalpeerd worden!" "Er liggen er hier velen.
Die man had, in weerwil van de stikdonkere duisternis, die in den canon heerschte, met zijn geoefende oogen zonder moeite den weg gevonden. Hij verhaalde, dat de Utahs de lijken meegenomen, en werkelijk hun weg vervolgd hadden. Hij had hen tot buiten de rotsspleet gevolgd en nog duidelijk gezien, dat zij de steile rotshelling opgereden waren, en toen waren zij boven in het bosch verdwenen.
Dat is goed, zeer goed; dan bestaat er misschien nog kans, dat wij van hen de noodige inlichtingen bekomen. Ongelukkig is er op dit oogenblik oorlog daarboven, en de Utahs bevinden zich tusschen ons en het Meer. Wij zullen er vermoedelijk niet doorheen komen."
Wij vluchtten, en de Utahs vervolgden ons; zij waren sterker dan wij; maar toch zouden wij stand hebben kunnen houden; doch van morgen heeft zich een nieuwe groote troep bij hen aangesloten. Zij zijn nu viermaal zoo sterk als wij, en zitten ons dicht op de hielen." "Oef! dus zijt gijlieden reeds vernietigd?" "Bijna. Tien geweerschoten van hier af naar beneden woedt het gevecht.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek