Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 24 juli 2025
En allen riepen: Dief en moordenaar, waar hebt gij het goud weggestoken, dat gij den armen slachtofferen ontroofdet? Hij moet alles teruggeven! Ik heb geen goud; hebt medelijden! smeekte de vischverkooper. En de vrouwlieden smeten zand en steenen naar hem. Hij betale! hij betale! schreeuwde Tonia. Medelijden, zuchtte hij, ik ben druipend van het bloed, dat gutst uit mijn wonden.
Hij betale, hij betale! schreeuwde Tonia. En jammerend zuchtte hij: Ik ben arm, laat mij gaan. En iedereen, tot zelfs de rechters, dreef den spot met hem. Toen veinsde hij te weenen om het volk te vermurwen. Maar de vrouwen lachten.
Toen zij het bekeek bij den gloed van de toortsen, zag zij, naar de Brabantsche wijs, diepe ruitjes in de ijzeren platen, maar daarenboven was het bezet met lange en scherpe tanden, als een ijzeren muil. En als zij het toedeed, was het als de muil van een wolfshond. Tonia hield toen het wafelijzer vast, opende het en sloot het beurtelings, en deed daarbij het ijzerwerk knarsen.
Heer pastoor, sprak Uilenspiegel, gij zoudt mij en het arme geteisterde land grootelijks van dienst zijn, zoo gij bij Tonia, de moeder van het slachtoffer, en ook bij heure twee broeders wildet gaan, en hun zeggen, dat de wolf in de nabijheid is en dat ik hem wil afwachten om hem te dooden.
Plotseling begon de klok van de kerk wacharm te luiden, en riep de schelle stem van een knaapje in 't dorp: Wordt wakker, gij allen, die slaapt; de weerwolf is gevangen! Hoezee! God zij gedankt! sprak Uilenspiegel. Tonia, de moeder van Betkin, Lansaem, heur man, Judocus en Michiel, heure broeders, kwamen het eerst met hunne lanteernen. Hebt gij hem vast? vroegen zij.
Als hij den dood nabij was, riep hij: De koning zal mijn goud niet hebben; ik heb gelogen ... Boosaardige tijgeren, ik zal weerkomen om u te bijten. En Tonia riep: Hij betale, hij betale! Zie hoe zijne armen en beenen, die naar den moord liepen, wringen en smijten: het lichaam van den moordenaar rookt; zijn wit haar, hyena's haar, brandt op zijn bleek gezicht. Hij betale, hij betale!
En, hoewel de serjanten van de gemeente het heur verboden, hitsten de moeders heure knapen en meidekens op, om steenen te werpen naar den vischverkooper. En dezen deden het: en telkens dat hij hen bezag, jouwden zij hem uit, en gedurig riepen zij: Bloedzuiger! bloedzuiger! slaat dood! En gedurig riep Tonia: Hij betale met zacht vuur, met gloeiende tangen, hij betale! En het volk morde.
Zij droeg, in eene tassche, acht en veertig zilveren stuivers, wat vier karolusgulden uitmaakt, die heure moeder Tonia Pietersen, woonachtig te Heist, schuldig was, wegens eene verkooping, aan heuren oom Jan Rapen, woonachtig te Knokke. Het meideken, Betkin genaamd, had heure beste kleederen aan, en was blij te moede vertrokken.
De vrouwlieden spraken: Ge moet ons niet bezien met uwe ijskoude oogen; gij zijt een man en geen duivel: wij vreezen u niet. Wreedaardig beest, lafhertiger dan eene kat die de vogeltjes in hun nestje opvreet, dooddet gij de arme meidekens, die niets vroegen dan in braafheid hun liefelijk leven te slijten. Hij betale, hij betale met zacht vuur, met gloeiende tangen, riep Tonia.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek