United States or Liechtenstein ? Vote for the TOP Country of the Week !


Ik heb mij altijd verstout er mooie passages in aan te treffen, en het deed mij onlangs goed aan mijn eigenwijze hart, in eene studie van een der »jongeren« te lezen dat ten Kate toch maar mooier verzen had geschreven dan de tachtigers wisten. »Ja, jaknikte ik mijn wel doorvoeden criticus toe; »véél meerIk zou lust hebben u eens de passage op te zeggen, die juist zoo mooi bij ons onderwerp past; hoe God zich openbaart in de natuur; het is in het zevende tafreel te vinden; aldus begint het: Met de middlen, met de wegen Van Zijn goedheid, van Zijn macht Komt de Algoede zijn geslacht Op den hangen dwaalweg tegen; En daar straalt een spoor van zegen Door de wanorde en den nacht;

Ik theoretiseer dat nu zoo, maar après tout was in mij een sterke, natuurlijke aanleg in die richting om te bereiken wat ik theoretisch omschrijf als bereikt te moeten worden. En ik heb in zeker zin in mijn lyriek practisch bewezen, dat ik dit bereikt heb. Het is mij altijd bewust geweest dat ik wilde bereiken het verband tusschen mensen en mensch, waar de tachtigers van afgedreven zijn.

Het is heerlijk jong te zijn. Er is niets anders. In de liefde en in de kunst, in levenswijsheid en strijd tegen wat niet vooruit wil, is er maar éen ding waard: jong te zijn. De Futuristen, dien avond, waren jong, al is Marinetti ook reeds kaal. Zijn kaalheid is een troost voor alle passatisten: men behoeft geen Italiaanschen krullekop te hebben om... jong te zijn, ja, om futurist te worden. Maar er is iets anders: als men passatist geboren is, kan zelfs geen fee van modernisme u herscheppen in een Futurist. En zoo blijf ik, ook zonder zwarte lokken, helaas, maar passatist. Ik ben passatist geboren. Ik zal passatist sterven. Ik heb het Verleden lief. De Futuristen haatten het. Ik heb de Gioconda bewonderd. De Futuristen schelden haar uit als "die oude croûte, vaan van snobisme, riool van internationale imbeciliteit, en die maar weêr in dat graf van een Louvre begraven moest worden!" Het is héel jong zoo te roepen. Bij ons is in den jare '80 nooit zoo geroepen geworden. De Futuristen zijn jonger dan onze Tachtigers ooit geweest zijn. Zij vergrepen zich niet aan Vondel en Rembrandt, die groote passatisten. De Futuristen vergrijpen zich aan

De tachtigers hebben over het algemeen, uit een heel begrijpelijk streven om niet banaal te zijn, wat ook een zeer artistiek streven is, het gezocht in een uitdrukkingswijze die zij meenden dat van hen alleen was. Maar met dat verschil in uitdrukkingswijze is heelemaal niet bewezen, dat wat zij uit te drukken hadden sterk individueel was.

En nu is het merkwaardige dat Spinoza juist ook aangewend werd door de meer positivistische denkers, de oudere philosophen, zooals Van Vloten en Lotsy bij ons.... Hier maakte ik de opmerking, dat van het gebrek aan levensbeschouwing bij de tachtigers tot aan het streven naar meer wijsgeerige bezinning nog een stap te doen bleef.

Nou, het is natuurlijk verbazend moeilijk voor mij om te kunnen zeggen, of het bij mij méér is geweest de omgevende wereld, die mij tot een zekere verwantschap heeft gebracht met die beweging, of wel het voorbeeld van de tachtigers, die ouder waren dan ik en wier bestaan ik toch kende. Trouwens, al lees je ze niet veel, dan ruik je ze toch, de dingen hangen in de lucht, nietwaar?

Zij hebben zekerlijk niet zóo veel gegeven als onze Tachtigers gaven, zij hebben zich weêr verspreid, zij zijn ontrouw geworden aan de nieuwe leus hunne namen zijn geen blijvende klanken geworden: misschien alleen Papini zelve zij, die zijne vrienden na tien jaren arbeid Un Uomo Finito noemden is staande gebleven tusschen ontrouw en lafheid, tusschen zwakte en groeiende onverschilligheid: alleen hij, de sombere, bittere vreemdelingenhater met zijn immer denkend en denkend brein en met zijn innige verachting voor "litteratuur" is tusschen den drang der nieuwe, dringende, stuwende jaren blijven staan en òm hem hebben zich verzameld de allerlaatste Toekomstelingen, die thans van zich spreken laten.

De makers der catena fina werden spoedig blind, vertelt Schopenhauer. En het is mij of ik daarin iets van mijn eigen tijd beleef.... Want wat dien ouden, Italiaanschen edelsmeden wedervoer, hebben wij dat ook niet bij zoo menigeen der tachtigers en hunner epigonen te betreuren? Heeft dat turen op de allerfijnste schakels van innerlijk en uiterlijk gebeuren, en dat kunstig smeden van gouden woordkettinkjes, sommigen hunner ten slotte niet het vermogen om te zien gekost, te zien w

Hierdoor geraakte ik in de aandachtige stemming, die noodig is om het volgende geheel tot zijn recht te doen komen: In preciese tegenstelling tot Kloos' formuleering van de tachtigers: "een gedicht is de individueelste expressie van de individueelste gevoelens" formuleerde ik in mijn "Grondslagen": "een gedicht moet zijn een muziekstuk van woorden en gedachten, dat door zooveel mogelijk onzer medemenschen kan worden gevoeld en begrepen."

Het woord "armoede" leek mij in dit verband toch wat sterk gekozen, en dit bracht mij tot de vraag, wat dan het onderscheid was tusschen de romanliteratuur, door de tachtigers en hun verwanten gegeven, en de wijsgeerige verdieping die mijn gastheer bedoelde?