Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 13 september 2025
Tegenover een steenen, rooden koepel staat aan een boom een reclamebord, waarop: Aeroplane Wright. De rest lees ik niet eens. Om een hoek tusschen de stammen is een loket. Weer verder langs een smallen weg, langs een paar boerderijen. Over een staldeur keek een paard.
"'t Is goed, dat je geen ziekte hebt," zei Niels Holgersson. "Ik zal probeeren te zorgen, dat je geholpen wordt. Ik mag zeker wel met mijn mes wat op je hoef krassen?" Niels Holgersson was juist klaar met het paard, toen hij stemmen op de hoeve hoorde. Hij zette de staldeur wat op een kier, en keek naar buiten. 't Waren Vader en Moeder, die van den weg kwamen, en naar het huis gingen.
Verlinde groette koel en zonder veel talmen haalde hij de beurs uit den binnenzak en telde de zilverstukken in reken. De burgemeester schreef eenen kwijtbrief en overtelde de som. De meid bracht een kanne bier en glazen. Verlinde besprak eene herstelling aan de staldeur en aan het keldervenster en de burgemeester beloofde in de eerste drie weken eens te komen zien.
Toen ijlde Jansen in groote sprongen naar de stal, vanwaar het angstig gehinnik der paarden hem tegenklonk. De staldeur was van binnen gesloten. Met één voettred had hij ze ingetrapt. Hij sprong naar binnen, op den voet gevolgd door Eliëzer, zijn meest vertrouwden Kaffer.
"Om uwentwille?" herhaalde Ulrica, verbleekende: zij zag rond, en nu eerst ontdekte zij Joan, die, van de menigte afgezonderd, met het hoofd in de hand, tegen een staldeur leunde, de oogen nedergeslagen houdende, en bleek als een doode. "Joan!" riep zij, angstig naar hem toesnellende: "Joan! wat hebt gij gedaan? wat verhaalt men van u? Is het waar, dat....?"
Het eene uur ging voorbij na het andere, zonder dat ik mij rekenschap kon geven van den tijd, want er waren in den omtrek geen klokken die sloegen. Op eens hoorde ik een groot gedruisch aan de staldeur, die in een andere straat uitkwam als De Roode Leeuw, en na een herhaald geroep met gelijkmatige tusschenpoozen, drong het schijnsel van een licht in onzen wagen door.
"Neen, zeid-i, en ze is er niet!" En ik zei dat ze 'r wèl was, en vroeg 't hem nògeens, want men moet 'n mensch altyd tyd laten om zich te beteren. Dat doet God ook. Maar hy zei weer neen, en Lies wou me vasthouden, maar ik duwde haar weg, en zette m'n schouder tegen de staldeur dat-i kraakte, en... ik was er in, hoor! Vind je dat niet sterk? Ik heb er nog schik van. En Trineke, m'nheer?
Ze gingen heen, en een oogenblik later zag de jongen Vader aankomen met Maarten onder den eenen, en Donsje onder den anderen arm, en met Moeder in huis gaan. De ganzerik riep, zooals altijd, als hij in gevaar was: "Duimelot, Duimelot, help me!" hoewel hij niet weten kon, dat de jongen in zijn buurt was. Niels Holgersson hoorde hem wel, maar hij bleef achter de staldeur staan.
De gast had de staldeur gegrendeld, en daarom keek hij door een reet. De vreemde spreidde het tafellaken onder den ezel en riep: »Brikklebrit!« en oogenblikkelijk begon den ezel goud te spuwen, van voren en van achteren, dat het wel een regen van goud leek. »Te deksel!« dacht de waard, »dat goud wordt vlug gemunt! Zoo'n geldbuidel was nog eens de moeite waard.«
Alles was vandaag verkeerd gegaan; iedereen zag donker; haar vader had onaangenaamheden in zijn beroep gehad; tante had zich geërgerd, omdat Doortje de staldeur niet gesloten had, waarachter de hen met hare kiekens verblijf hield, die nu in den regen buiten waren: iets, dat streng verboden was; de kleine diertjes zouden nu allen omkomen, voorspelde zij; de oogen verdraaiden reeds.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek