Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 18 juni 2025
Hoe kunt gij, Die niet de taal der dooden kent, het hooren? Gij zijt een geest die leeft, spreek zooals zij. 'k Durf niet als 't leven spreken, want des Hemels Grimmige Vorst zou 't hooren, aan een rad Van pijn zou hij mij kluistren, foltrender Dan dat waarop ik wentel.
"Zie je juffrouw, 't is eigenlijk buiten mijn schuld," antwoordde Geurt: "want mishandeld heb ik hem niet, maar zie je, de warmte! Is er dan niemand die me kan helpen eer ie kapot gaat?" "Kapot!" herhaalde mevrouw: "Spreek je van een beest of van een voorwerp." "Och ja, van Hans, juffrouw!" hernam Geurt haastig: "Maar heb je dan geen mansvolk hier, en kun je geen drank geven?
Waarom?... ’t Is m’ onbewust... Met u noch angst noch vreezen, Ik moet u zien altijd! Wanneer gij mij verlaat, Is ’t of mijn hart niet meer in d’engen boezem slaat. Hernani! spreek dan toch.....”
Sedert een oogenblik was hij door een nieuwen wenk oplettend geworden. Hij had deze woorden opgemerkt: mijn echtgenoot en mijn dochter. Hij sloeg een vorschenden blik op den onbekende. Een rechter van instructie zou niet scherper gezien hebben. Hij bespiedde hem schier. Hij antwoordde enkel: "Spreek duidelijk."
Velen zijn sterk en rijk, wilden wel goed zijn, En leven toch onder hun medemenschen Die lijden, of er niemand iets gevoelde: Zij weten zelf niet wat zij doen. Uw woorden Zijn als een wolk gevlerkte slangen; toch Bemedelij ik wie zij niet doen lijden. Bemedelijdt ge? Ik spreek niet meer! Wee mij! Wee mij! helaas! pijn, pijn, eeuwig, voor eeuwig!
Bolter. »Waarom praat je zóó met me; waarom spreek je niet dat ik je kan begrijpen?« Fagin stond op 't punt de geheimzinnige uitdrukkingen in gewone spreektaal over te brengen, waardoor Mr.
Ik wenschte dat ik half zoo moedig en sterk was." "Och, spreek er niet van, Lady Honoria," zeide Beatrice. "Ik ben er al meer dan genoeg voor bedankt dat ik niets anders gedaan heb dan wat mijn plicht was te doen. Als ik mijnheer Bingham had losgelaten, zoolang ik nog de kracht had om hem vast te houden, zou ik vandaag een gevoel gehad hebben alsof ik een moordenares was.
"Dat spreek ik tegen," zeide ik, "wij zijn niet in handen van menscheneters gevallen." "Eens is nog geene gewoonte," merkte de harpoenier ernstig op "Wie weet of die kerels niet sinds lang naar versch vleesch hebben uitgezien, en in dat geval zijn drie gezonde en goed gebouwde menschen als mijnheer, Koen en ik...."
Het moet Tolstoi vreemd hebben aangedaan neer te schrijven dat zijn broeder hem een praatjesmaker noemde, hetgeen hij bovendien zelf moest toegeven, zooals blijkt uit den brief van 1 Mei 1848 aan zijn' broeder: "Sergius, het is mij alsof ik je hoor zeggen, dat ik een praatjesmaker ben, en dan spreek je de waarheid. Ziehier wat ik tot stand heb gebracht.
Denkt gij dan, dat ik het gedurende mijn verblijf te Dal prettig zou vinden om mij alleen aan tafel en in mijne kamer te vervelen? Neen, waarachtig niet! Ik wil met ulieden eten, te zamen met u en uwe moeder, natuurlijk, wanneer vrouw Hansen geene tegenwerpingen te maken heeft. Nu, wat zegt ge, goede vrouw? Spreek."
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek