Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 28 mei 2025
«Nu is het gevaar voorbij!» zei de kamerkat. «Rudy is weer hier, zij verstaan elkaar, en dat is toch het grootste geluk, zeggen zij.» «Ik hoorde van nacht van de rotten,» zei de keukenkat, «dat het grootste geluk is, vetkaarsen te eten en volop spek te hebben. Wie moet men nu gelooven, de rotten of het verliefde paar?» «Geen van beiden,» zei de kamerkat, «dat is altijd het veiligste!»
Ik gun het u van harte; Maar zelf kan iemand dit niet gedaan krijgen; ik heb het niet kunnen doen, noch door blaffen, noch door huilen!» Dat waren de woorden van Ajola, en Rudy omhelsde hem en kuste hem hartelijk op zijn natten snoet; daarop nam hij den kater op zijn arm, maar deze verzette zich hiertegen. «Ge wordt mij te sterk, en tegen u wil ik mijn klauwen niet gebruiken!
Rudy vestigde zijn oogen daarop, hield zich met alle kracht met één hand vast en wierp met zijn andere den strik om den jongen arend heen; gevangen was hij, levend gevangen; zijn pooten staken in het touw, en Rudy wierp den strik met den vogel over den schouder, zoodat het beest een heel eind beneden hem hing, terwijl hij zich aan een neerhangend touw vasthield, totdat zijn voeten de bovenste sport van de ladder weer aanraakten.
Rudy luisterde nieuwsgierig, maar zonder eenige vrees; deze kende hij niet; en terwijl hij luisterde, kwam het hem voor, alsof hij het spookachtige holle gebrul hoorde; ja, het werd gedurig duidelijker, ook de mannen hoorden het, hielden met hun gesprekken op, luisterden en zeiden tegen Rudy, dat hij niet mocht gaan slapen.
Er was een groote hond, die Ajola heette en aan Rudy's vader toebehoord had, en ook was er een kater; deze kater stond bij Rudy vooral hoog aangeschreven; die had hem het klimmen geleerd.
In het huis van den oom, waar Rudy nu woonde, zagen de menschen er, Goddank! uit, zooals hij ze gewoon was te zien; hier was slechts een enkele kroplijder, een arme idioot, een van die beklagenswaardige schepselen, die in hun verlatenheid in het kanton Walliserland altijd van huis tot huis gaan en in iedere familie een paar maanden blijven; de arme Saperli was juist hier, toen Rudy aankwam.
Ja, zij moest hem alles kunnen biechten, en zij zou dit ook doen. Hij ging naar den molen toe en kwam tot de biecht. Deze begon met een kus en eindigde daarmee, dat Rudy de zondaar bleef; het was afschuwelijk van hem! Zulk een wantrouwen, zulk een heftigheid kon hen beiden in het ongeluk storten. Ja zeker, dat kon!
Het kwam haar in de gedachten, wat Rudy van den dood van zijn moeder en van zijn redding verteld had, toen hij als een lijk uit de kloof van den gletscher gedragen werd. «De ijsjonkvrouw heeft hem weer.» Er kwam een bliksemstraal, even verblindend als zonneschijn op de witte sneeuw.
Rudy was de beste gids, waaraan men zich kon toevertrouwen; hij zou zich een geheel vermogen als gids kunnen verwerven; het kuipersambacht, dat zijn oom hem ook geleerd had, beviel hem echter niet; zijn lust was de gemzenjacht, en deze bracht hem ook geld op. Rudy was een goede partij, zooals men zeide, als hij maar niet met een meisje boven zijn stand wilde trouwen.
En daarom hield Babette hem een kleine boetpredikatie, waarin zij zelf schik had en die haar zeer goed afging, doch op één punt had Rudy gelijk: de neef der petemoei van Babette was een lafbek; zij wilde het boek verbranden, dat hij haar gegeven had, en zij wilde niet het minste bezitten, dat haar aan hem kon herinneren.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek