Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 16 juni 2025
Indien de een of andere achtbare raadsheer uit Londen dien avond met ons gegeten had, zou het carne con cuero in die stad ongetwijfeld spoedig vermaardheid hebben gekregen. Doordien een groot aantal koeien gedood zijn, zijn hier de stieren ver in de meerderheid. Deze zwerven alleen, of bij twee en drie te zamen, en zijn zeer wild.
De beide doodgravers van het kerkhof der Heilige Apostelen zijn het, die de bloeiende vrouw van den raadsheer in den namiddag begraven hebben. Zij sloten het deksel, en terwijl de ridder zich jammerend over de innig geliefde gade heenboog, hingen de begeerige blikken der beide mannen aan de schitterende kettingen en kostbare ringen, die de doode versierden.
Op den eersten wagen zaten de oude heeren: de raadsheer, de bakker en de molenaar en, als tot sieraad, ook mijnheer de kamerdienaar; op den tweeden zat Frits Besserdich met Luth op den voorsten zak, en op den anderen zak Hendrik en Fieken, terwijl Frederik achterin lag, in het afgeschoten gedeelte van den wagen. Toen zij een eind weegs gereden hadden, begon oom Herse te spreken.
Hij liep dus en terwijl hij nu zoo liep, en hier over een' sloot sprong, en dan weêr terug, altijd vóórop, dat hij Fieken in de oogen kon kijken, zeide de molenaar Voss: "Mijnheer Herse, dat is mijn neef, de zoon van Jochem Voss; is 't niet een flinke kerel?" En de raadsheer Herse antwoordde: "Dat is hij, vriend Voss; een knappe kerel is hij." En de bakker Witt zeide: "Hij is een stevige kerel."
"Neen, mijnheer; op de vlucht is zij, geloof ik; maar niet met den raadsheer Herse, want hem heb ik naderhand alleen bij de achterdeur ontmoet, toen ik van mijn broêr terugkwam, want die was hier in den tuin van mijnheer den baljuw met onze paarden, tot voorspan, maar " en hier sloeg zij hare oogen op, en het frissche aangezicht zag er zoo recht ondeugend uit, "maar mijnheer de baljuw, hij heeft voor de Franschen de plaat gepoetst."
Weet dus, dat hij overeengekomen is met Scheyf, den raadsheer van Brabant, om zijne tien vendels voetvolk in Antwerpen te brengen. Dat zal ik den poorters gaan zeggen, sprak Uilenspiegel; en hij ijlde weg, rap als de wind. 's Anderen daags waren de poorters te wapen.
"Erotice!" hernam de Raadsheer: "wat rammel je? ik heb er niets verliefds in gezien: kort en goed: dit kan ik je zeggen: overmorgen wordt je sententie gelezen: voor je leven naar Loevestein, zoo ik iets in te brengen heb: daar zal je mores leeren: onze haan kraait koning! wij zijn 't vet, wij drijven boven." "Dan zijt gijlieden 't schuim," viel de gevangene in, "dat drijft boven 't vet."
Maar, vergenoegd was hij er niet bij; hij werd veeleer moedeloos, en slechts, wanneer de raadsheer bij hem was geweest en hem frisschen moed had ingesproken, dan nam hij een hoogen toon aan en had allemanspraats.
Waarom de overste zich bij Fieken's woorden moest afwenden, en waarom Fieken zich bij Hendrik's woorden afwenden moest. Waarom de raadsheer op de kleine menschen schold, en de molenaar wenschte, dat hij een kraai was.
"Netje lief, elke omstandigheid is gewichtig, als de onschuld aan den dag moet komen. En geloof je niet," zoo vroeg hij aan Fieken, "dat zij met den raadsheer Herse weggeloopen is?"
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek