United States or Nicaragua ? Vote for the TOP Country of the Week !


Vrouw Barberin moest er hartelijk om lachen en wischte hare tranen af. Mattia, die niet, zooals ik, door aandoening overstelpt was, gaf mij een wenk, dat ik aan onze verrassing zou denken. Als ge 't goedvindt, gaan wij nu eens naar den tuin om den krommen pereboom te zien, waarvan ik Mattia zooveel verteld heb.

Zijt gij dwaas, makkers!" vervolgde hij met luider stemme: "wilt gij u van het genoegen berooven om dezen liefhebber aan een pereboom te zien hangen?" Deze toespraak werd met een luid gelach door de naastbijstaanden opgenomen; maar die verder af waren en Feiko's woorden niet verstaan hadden, begonnen met steenen te werpen.

De kat was op de tafel gesprongen en vermaakte zich met den sleutelbos, die aan het tinnen koffietrommeltje hing: een uitspanning, welke zij nu en dan staakte om naar buiten te zien en aan de vogeltjes, die den pereboom voor het raam op en af vlogen, een blik toe te werpen, die zoo veel aanduidde, als dat, indien zij het fatsoenshalve niet liet, zij wel eens jacht op hen zoude willen maken.

Naast deze deur zag men een mestput, schoppen en spaden, eenige karren, een oude put met zijn hardsteenen rand en ijzeren katrol, een dartelend veulen, een kalkoen met uitgespreiden staart, een kapel met een klokkentorentje, een bloeiende pereboom tegen den muur der kapel geleid: dit was de plaats, welker verovering eens Napoleon's droom was.

Van het venster had men het uitzicht over een gedeelte van den stadswal: en Deodaat trad met ijzing terug, toen hij van verre het lijk van onzen armen Haarlemmer aan een pereboom zag hangen. Vol verontwaardiging begaf hij zich weder naar de tafel. "Wie is de bedrijver van een zoo schendig stuk?" vroeg hij met fonkelende oogen: "zijn hier de wetten omgekeerd, dat men 's Graven dienaren ophangt?"

Boven op den windhaan zat de spreeuw, en zong zoo hard, dat het wijfje, dat in 't nestje in den pereboom zat te broeden, elken toon kon hooren. "We hebben vier mooie eitjes," zong de spreeuw. "We hebben vier mooie ronde eitjes. We hebben 't heele nest vol met prachtige eieren." Toen de spreeuw dit liedje voor den duizendsten keer zong, vloog de jongen over de hoeve.

Achter het huis zag ik den pereboom met zijn krommen stam, dien ik zoovele jaren tot mijn paard gebruikt had.

Toen sprak hij tot den tweeden broer: "Dit was stellig niet voor u; ga naar den pereboom en houd daarbij weer de wacht!" Eindelijk ging de engel naar den jongsten broeder om te zien, hoe hij het maakte en vond hem met zijn vrouw in het bosch, waar hij leefde als een arm man in een hut. Hij verzocht de hut te mogen binnen komen en daar den nacht te mogen doorbrengen.

"Wil ik het anders ook doen?" vraagt de keukenmeid, zonder te bedenken dat zij te log en te zwaarlijvig is om acrobatische oefeningen te verrichten, en alleen het vooruitzicht in 't oog hebbende om veilig van de plaats te komen; maar haar aanbod komt wat laat of is althans overbodig: Aagje heeft nimmer aan een ontvangen bevel met zooveel spoed en bereidvaardigheid gehoorzaamd: zij is de gang reeds ten einde, de achtertrap reeds af den tuin reeds ingesneld, heeft het houten trapje, dat bij den schoonmaak dienst doet, uit het berghok gehaald en tegen de schutting gezet, is deze overgesprongen, heeft bij de buren, van wie zij niets bespeurt, omdat die allen in 't voorhuis naar den oploop zitten kijken, een ladder, die tegen een pereboom stond, van zijne plaats gehaald en is met behulp daarvan de tweede schutting overgeklauterd, en veilig geland in den tuin van Wessel Smit: bij dezen loopt zij 't huis in, terstond naar boven, en den man zelven tegen 't lijf, die, geheel gekleed, met den hoed op, den rotting in de hand, sjerp en ringkraag om den hals en den degen op zijde, in de gang staat.

De Koekoek in den Mei; Den Uil die op den Pereboom zat, zie Volkskunde IX, bl. 185 vlg; vooral ook het leuke Sterven van den Beer, Volkskunde XIII, bl. 237, vgl. De zeug die vond heur in bedwang, Den dokter te ontbieden Met nog veel wijze lieden, En het beestjen die had er de koorts, koorts, koorts, En het beestjen die had er de koorts; enz.