Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 13 juli 2025


En daarmede nog niet tevreden, zond zij hare zonen uit om nieuwe wegen te openen, langs nog onbetreden paden zich den toegang tot de pas ontdekte werelden in oost en west te banen, ook daar den kamp met haar vijand te wagen, en hare vlag te planten op kusten, vroeger nimmer door Europeanen betreden.

De weg tot hen gaat in het onbetreden en niet te betreden gebied; door geen navraag vindbaar: zijt gij bereid? geen sloten en geen grendels behoeven weggeschoven; door eenzaamheden wordt gij heen gedreven: hebt gij begrip van het verlatene en van de eenzaamheid?"

Wat verleën is moeit ons niet, Nieùw een wereld, groòtsch een wereld, dat is de wereld van ons streven, Ons is frisch en kloek de wereld, en zij roept ons aan den arbeid Pioniers! O Pioniers! Rotsen rukken we uit de voegen, Over afgrond, door valleien, langs de hooge bergenklippen, Waar wij gaan, wij overwinnen, moedig, wagend en vermetel, langs nog onbetreden paden, Pioniers! O Pioniers!

Langs het noorden van Azië, langs tot dusver onbetreden wegen, wilde men de landen van het uiterste Oosten bereiken, zonder den vijand te ontmoeten op de verre zeeën, waar nog de schrik zijns naams heerschte. Ja, wel langs onbekende wegen!

's Zomers viel een koele groene glans in de groote kamer, en 's winters lichtte de sneeuw wit van de knoestige stammen en van 't onbetreden grasveld, waar de katten van de buren voorzichtig in elkaars spoor stapten en de pooten schudden.

Savatius en Valaam namen den staf op en trokken door onbetreden wouden en naakte zandwoestijnen, altijd naar het noorden, tot zij, ten jare 1429, aan de oevers van de Wyg kwamen, waar zij een monnik vonden, Germanus genaamd, die mede uit het zuiden was gekomen.

Al ware zij ook onvolkomener dan zij is, dan nog zouden wij BOENDALE dankbaar moeten blijven voor dezen eersten stap op een onbetreden weg; niet het minst voor die fraaie slotregels, waarin voor de eerste maal in deze lage landen bij de zee verkondigd is, dat men dichter geboren moet zijn en dat een recht dichter zingt, "al zong hij zichzelve' alleen" .

Bedenkt, er is een groote jacht aanstaande; Die lokt een tal Romeinsche schoonen aan; De wand'ling van het woud is uitgestrekt, En biedt u menig onbetreden plek, Voor misdaad en verkrachting als geschapen. Lokt daar dit malsche reetje eenzaam heen, En velt het met geweld zoo niet met woorden. Zoo hebt gij hoop te slagen, anders niet.

Alle Tapirs zijn, naar het schijnt, goedhartige, vreesachtige en vreedzame dieren, die alleen in den hoogsten nood van hunne wapens gebruik maken. Zij vluchten voor iederen vijand, zelfs voor het kleinste hondje; het bangst zijn zij echter voor den mensch, wiens overmacht zij wel hebben ingezien. Dit blijkt reeds hieruit, dat zij in de nabijheid van plantages veel voorzichtiger en schuwer zijn dan in het onbetreden woud. Op dezen regel zijn echter uitzonderingen. In sommige omstandigheden stellen zij zich te weer, en zijn dan tegenstanders, waarmede rekening gehouden dient te worden. Door woede verblind vallen zij hun vijand aan, en trachten hem omver te loopen; ook gebruiken zij hunne tanden wel op de wijze van onze Wilde Zwijnen. Zoo handelen de moeders, wanneer zij hunne jongen verdedigen, die door de jagers bedreigd worden. Zij stellen zich dan zonder aarzeling aan gevaar bloot. Wie gedurende langen tijd gevangen Tapirs heeft nagegaan, komt tot de overtuiging, dat zij, wat hunne geestesgaven betreft, hooger staan dan het Neushoorndier en het Nijlpaard, en ongeveer met het Zwijn op een lijn gesteld moeten worden. "Een jong gevangen Tapir," zegt Rengger, "geraakt na een gevangenschap van slechts weinige dagen zoozeer aan den mensch en diens woning gewend, dat hij ze niet meer verlaat. Hij wordt onrustig, als zijn oppasser lang achtereen wegblijft, en zoekt hem, als hij hiertoe in de gelegenheid is, overal op. Door iedereen laat hij zich trouwens aanraken en liefkoozen." Kappler, die dikwijls jonge Tapirs heeft opgevoed, verhaalt, dat hij ze steeds na verloop van korten tijd weggaf, omdat zij door hun te groote gemeenzaamheid zeer lastig werden; een volwassen dier trok eens van een gedekte tafel het laken met al wat er op stond, naar beneden. De door mij verzorgde gevangenen hebben deze waarnemingen bevestigd. Zoowel de Indische als de Amerikaansche Tapir waren hoogst goedaardige dieren. Zij waren volkomen tam, vreedzaam gezind tegen ieder dier, en toonden genegenheid aan bekenden. Keller Leuzinger is van oordeel, dat de Anta een huisdier zou kunnen worden. Volgens hem worden jong gevangen dieren reeds na weinige dagen zoo tam als Honden, en denken in 't geheel niet meer aan ontvluchten. "In Curitiba, hoofdstad van de provincie Parana," verhaalt onze zegsman, "liep een tamme Tapir, die aan niemand toebehoorde, verscheidene jaren achtereen in de straten rond, en werd van 's morgens tot 's avonds door de negerjongens bereden. Een temperatuur van 2

"Ge meug gerust zijn, 'k zal d'er zelf omme komen!" klonk van verre Smuls ruwe, schertsende stem. De witte nacht was gansch helder geworden, glans-helder van vol manelicht over de blanke, donzig-dikke sneeuw; en hun lange, zwarte schaduwen rekten zich gedrochtelijk vóór hen uit, tusschen het vreemd-gewirwar van 't weerkaatste, naakte boomen-netwerk op den onbetreden witten grond.

Woord Van De Dag

bakels

Anderen Op Zoek