United States or Mauritania ? Vote for the TOP Country of the Week !


Leontientje, denkend dat hij, zooals altijd, schertsen wilde, barstte in een klinkenden schaterlach uit. O, nonkel, nonkel! nonkel!" gichelde zij. Maar zij zag in 't bleeke manelicht den verwilderden glans van zijn oogen en hoorde zijn hikkend, sissend ademhalen; en plots werd zij ernstig en bijna bang. Moar nonkel toch! nonkel toch!" hernam zij, zachter.

Nu, mijn pad leidde onlangs Dwars door een groote stad naar bosschige heuvels Die haar omringden, en een schildwacht vond ik Sluimerend aan de poort; toen er opeens Een klank gehoord werd, zoo geweldig luid, Dat in het manelicht de torens trilden, Doch zoeter dan ooit stem, behalve de uwe, Die 't allerzoetst is, klonk; een lang geluid, Zoo lang, alsof het nimmer eindgen zou; En al de inwoners sprongen plotseling Op uit hun rust, bijeengaande in de straten, Verwonderd opziend naar den hemel, wijl Nog altijd de muziek voortgalmde.

"Ge meug gerust zijn, 'k zal d'er zelf omme komen!" klonk van verre Smuls ruwe, schertsende stem. De witte nacht was gansch helder geworden, glans-helder van vol manelicht over de blanke, donzig-dikke sneeuw; en hun lange, zwarte schaduwen rekten zich gedrochtelijk vóór hen uit, tusschen het vreemd-gewirwar van 't weerkaatste, naakte boomen-netwerk op den onbetreden witten grond.

Zoo liebaert noch drake school in dat zwarte of plots dreigend uitschoot over dat wit, het geheimenis weefde er wel door de geluidlooze stilte of zweefde den ridders voor door den val van het manelicht en geleidde de zwijgende ruiters naar den burcht van Merlijn. Slechts brieschte nu en dan een ros en kraakte het kreupelhout onder zijn ijzeren hoef....

Een gejaagd geritsel door de blaren, een hijgend geloop langs het paadje en zij stond vóór hem, door een andere vrouw vergezeld. O, jongen toch! O, jongen toch! al vier uur lank da 'k ou zoeke! Wa schilt er toch! Wa hè-je gij toch gedoan! snikte zij. 'K ben ziek, 'k heb heufpijne, antwoordde hij dof. En meteen herkende hij, in 't manelicht, de vrouw die met zijn moeder was: Lisatje Van Belleghem.

Het nevelige manelicht bescheen verdrietig die verwoesting en hier en daar, langsheen den weg of in het veld stonden de huisjes en de boerderijen als dood in hun sombere, eenzame verlatenheid. Traag-sjokkend reed het rammelend rijtuig over de ongelijke keien. De generaal en de twee dames spraken een heele poos geen woord. Zij huiverden in de kille nachtlucht en trokken mantels dicht en kragen op.

Hij keek over de weilanden, en door den grijsachtigen sluier dien het manelicht tusschen de verten spreidde, zag hij de donkere silhouet der twee regeerende kasteelen, die met nog slechts één enkel weifelend lichtje elkander melancholisch schenen aan te kijken. Ook alles wat daar nog zoo kort geleden was gebeurd en hem zoo zwaar doen lijden had, scheen reeds heel verre van hem af te liggen.

De meevliegende, helle lichtvlak der lantarens veegde de duisternis van vóór 't gevaarte weg: de boomen, de heesters, de menschen, de huizen, alles werd om de beurt pijlsnel beschenen, als met bundels sneeuwwit manelicht begooid en weer in duisternis gedompeld, tot het eindelijk vóór het huisje van van Dalen in den rooden gloed van het brandend houtvuur stilhield.

Het was na middernacht, toen zij den zijweg insloegen en de kapel zagen liggen, in het late manelicht, nabij eene vlakte, waar zij de kruizen der graven blanken zagen. En zij stegen af en Gawein luidde er het klokje, dat aan de poort hing en het klonk door de nacht met de bede der dooden.