Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 11 mei 2025
Georges Bibesco heeft naar Keller getelegrafeerd, om de Mercédes naar Koem te brengen. Zoo vermijden wij de laatste etappe van 150 kilometer, die wij in 25 lijdensuren per diligence hebben afgelegd. De landauer, die de Phérékydes besteld hadden, zou er om drie uur zijn. Hij is er niet. Om vijf uur komt hij eindelijk en men begint de bagage op te laden.
Iemand had er zich in den donkeren nacht mee uit de voeten gemaakt. Wij lieten den commissaris roepen, die niet verbaasd was. Keller zou met hem de herberg doorzoeken. Keller kwam terug, verontwaardigd, want men had hem niet overal willen toelaten. Levendige discussies; nieuw onderzoek van de herberg. Onnoodig te zeggen, dat het kostbare valies niet werd teruggevonden.
Het is half twee. De heete dag. De lange dag. De wreede dag. Om twee uur zullen wij bij den Klaagmuur komen voor de gebeden. Ik ontmoet dr. Keller op den weg, den Amerikaanschen Mizrachist. Natuurlijk vast hij ook. Wij vragen elkander niet, waar wij heen gaan. Wij gaan naar den Klaagmuur. De Joodsche winkels in de Jaffastraat zijn gesloten. De Moeder rouwt om hare kinderen.
"Unsere Zeit ist klug, aber arm" zegt Paul Keller in een zijner aantrekkelijkste romans, die als titel voert: Das letzte Märchen.
Zij weenen met luide, schreiende stem. De oude mannen weenen. De sterke gestalte van Doctor Keller siddert. De Bazuin schreit. En de hitte. Ongenadig. Rabbi Ben-Zion Adler spreekt de rede uit. Troost. Berusting. Vermaning. Hij spreekt geweldig. Luide schreien de vrome kinderen van de leerscholen van Jeruzalem, wanneer hij Gods genade afsmeekt voor de machteloos vermoorden van het Joodsche Volk.
Reeds in de vijftiende eeuw heeft Anna Keller, huisvrouw van Wecker, geneesheer te Colmar, een boek over de kookkunst uitgegeven, dat aan de prinses van Oranje was opgedragen en waarin de beste wijze werd omschreven voor het toebereiden der meest gebruikelijke spijzen.
Dit is wel echt een oostersch geluid, dat geklep van de kameeleklokjes. Wij hadden trouwens de gelegenheid, ze nog vaker in den nacht te hooren, want het was de eerste nacht, dien we op onze veldbedden doorbrachten. Een harde geschiedenis! Wij zullen er wel aan gewend raken. Den 10den Mei hadden we nog geen bericht van Keller, die zich met de groote Mercédes te Bakoe zou inschepen.
Ze zijn ons dus nauwelijks één dag voor. Te Kasjan, waar we lang op paarden moesten wachten, hielden we een siesta op onze veldbedden, maar ze werd verstoord door muskieten. Eindelijk was Koem bereikt, waar Keller en de Mercédes ons wachtten. Er was nog nooit een automobiel in Koem geweest.
Van Weimar ging Tolstoi naar Gotha, waar hij de groote Fröbelkindertuinen bezocht en kennis maakte met de eerste paedagogen. In Jena kwam hij in aanraking met den jongen mathemathicus Keller, dien hij overreedde mee naar Rusland te gaan, om hem bij de uitvoering zijner opvoedingsplannen te helpen. Tolstoi hield zich ook nog eenige dagen te Dresden op, waar hij Auerbach weer ontmoette.
Alle Tapirs zijn, naar het schijnt, goedhartige, vreesachtige en vreedzame dieren, die alleen in den hoogsten nood van hunne wapens gebruik maken. Zij vluchten voor iederen vijand, zelfs voor het kleinste hondje; het bangst zijn zij echter voor den mensch, wiens overmacht zij wel hebben ingezien. Dit blijkt reeds hieruit, dat zij in de nabijheid van plantages veel voorzichtiger en schuwer zijn dan in het onbetreden woud. Op dezen regel zijn echter uitzonderingen. In sommige omstandigheden stellen zij zich te weer, en zijn dan tegenstanders, waarmede rekening gehouden dient te worden. Door woede verblind vallen zij hun vijand aan, en trachten hem omver te loopen; ook gebruiken zij hunne tanden wel op de wijze van onze Wilde Zwijnen. Zoo handelen de moeders, wanneer zij hunne jongen verdedigen, die door de jagers bedreigd worden. Zij stellen zich dan zonder aarzeling aan gevaar bloot. Wie gedurende langen tijd gevangen Tapirs heeft nagegaan, komt tot de overtuiging, dat zij, wat hunne geestesgaven betreft, hooger staan dan het Neushoorndier en het Nijlpaard, en ongeveer met het Zwijn op een lijn gesteld moeten worden. "Een jong gevangen Tapir," zegt Rengger, "geraakt na een gevangenschap van slechts weinige dagen zoozeer aan den mensch en diens woning gewend, dat hij ze niet meer verlaat. Hij wordt onrustig, als zijn oppasser lang achtereen wegblijft, en zoekt hem, als hij hiertoe in de gelegenheid is, overal op. Door iedereen laat hij zich trouwens aanraken en liefkoozen." Kappler, die dikwijls jonge Tapirs heeft opgevoed, verhaalt, dat hij ze steeds na verloop van korten tijd weggaf, omdat zij door hun te groote gemeenzaamheid zeer lastig werden; een volwassen dier trok eens van een gedekte tafel het laken met al wat er op stond, naar beneden. De door mij verzorgde gevangenen hebben deze waarnemingen bevestigd. Zoowel de Indische als de Amerikaansche Tapir waren hoogst goedaardige dieren. Zij waren volkomen tam, vreedzaam gezind tegen ieder dier, en toonden genegenheid aan bekenden. Keller Leuzinger is van oordeel, dat de Anta een huisdier zou kunnen worden. Volgens hem worden jong gevangen dieren reeds na weinige dagen zoo tam als Honden, en denken in 't geheel niet meer aan ontvluchten. "In Curitiba, hoofdstad van de provincie Parana," verhaalt onze zegsman, "liep een tamme Tapir, die aan niemand toebehoorde, verscheidene jaren achtereen in de straten rond, en werd van 's morgens tot 's avonds door de negerjongens bereden. Een temperatuur van 2
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek