United States or Myanmar ? Vote for the TOP Country of the Week !


Alle Tapirs zijn, naar het schijnt, goedhartige, vreesachtige en vreedzame dieren, die alleen in den hoogsten nood van hunne wapens gebruik maken. Zij vluchten voor iederen vijand, zelfs voor het kleinste hondje; het bangst zijn zij echter voor den mensch, wiens overmacht zij wel hebben ingezien. Dit blijkt reeds hieruit, dat zij in de nabijheid van plantages veel voorzichtiger en schuwer zijn dan in het onbetreden woud. Op dezen regel zijn echter uitzonderingen. In sommige omstandigheden stellen zij zich te weer, en zijn dan tegenstanders, waarmede rekening gehouden dient te worden. Door woede verblind vallen zij hun vijand aan, en trachten hem omver te loopen; ook gebruiken zij hunne tanden wel op de wijze van onze Wilde Zwijnen. Zoo handelen de moeders, wanneer zij hunne jongen verdedigen, die door de jagers bedreigd worden. Zij stellen zich dan zonder aarzeling aan gevaar bloot. Wie gedurende langen tijd gevangen Tapirs heeft nagegaan, komt tot de overtuiging, dat zij, wat hunne geestesgaven betreft, hooger staan dan het Neushoorndier en het Nijlpaard, en ongeveer met het Zwijn op een lijn gesteld moeten worden. "Een jong gevangen Tapir," zegt Rengger, "geraakt na een gevangenschap van slechts weinige dagen zoozeer aan den mensch en diens woning gewend, dat hij ze niet meer verlaat. Hij wordt onrustig, als zijn oppasser lang achtereen wegblijft, en zoekt hem, als hij hiertoe in de gelegenheid is, overal op. Door iedereen laat hij zich trouwens aanraken en liefkoozen." Kappler, die dikwijls jonge Tapirs heeft opgevoed, verhaalt, dat hij ze steeds na verloop van korten tijd weggaf, omdat zij door hun te groote gemeenzaamheid zeer lastig werden; een volwassen dier trok eens van een gedekte tafel het laken met al wat er op stond, naar beneden. De door mij verzorgde gevangenen hebben deze waarnemingen bevestigd. Zoowel de Indische als de Amerikaansche Tapir waren hoogst goedaardige dieren. Zij waren volkomen tam, vreedzaam gezind tegen ieder dier, en toonden genegenheid aan bekenden. Keller Leuzinger is van oordeel, dat de Anta een huisdier zou kunnen worden. Volgens hem worden jong gevangen dieren reeds na weinige dagen zoo tam als Honden, en denken in 't geheel niet meer aan ontvluchten. "In Curitiba, hoofdstad van de provincie Parana," verhaalt onze zegsman, "liep een tamme Tapir, die aan niemand toebehoorde, verscheidene jaren achtereen in de straten rond, en werd van 's morgens tot 's avonds door de negerjongens bereden. Een temperatuur van 2

Het zwarte Neushoorndier wordt, ondanks zijn betrekkelijk geringe grootte, als het kwaadaardigste van alle Afrikaansche dieren beschouwd, terwijl de Witte Neushoorn geheel onschadelijk heet te zijn.

Bijna 200 jaren lang was deze houtsnede van den beroemden graveur de eenige afbeelding, die men van het Neushoorndier had. Eerst door Chardin, die te Ispahan een Neushoorndier zag, werd in 't begin van de vorige eeuw een betere afbeelding gegeven. Een betere levensbeschrijving gaf Bontius reeds omstreeks het midden van de 17e eeuw.

De Neushoorn brengt slechts een jong ter wereld, een klein, plomp beest, zoo groot als een halfwassen Zwijn, dat met geopende oogen geboren wordt. Zijn roodachtige huid heeft nog geen plooien; een beginsel van een hoorn is reeds aanwezig. Hoe lang het jonge Neushoorndier bij zijn moeder blijft, weet men niet; evenmin kent men de verhouding tusschen vader en kind.

Onder de Aziatische soorten b.v. staat het Indische Neushoorndier als een buitengewoon boosaardig dier bekend; het Javaansche wordt veel goedaardiger genoemd en het Sumatraansche is dit, volgens de beschrijvingen, in nog hoogere mate. Een soortgelijk verschil merkt men tusschen de Afrikaansche soorten op.

De ouden hebben den Neushoorn zeer goed gekend. Volgens Plinius bracht Pompejus, behalve den Los uit Gallië en den Baviaan uit Ethiopië, het eerste Eénhoornige Neushoorndier in het jaar 61 voor Chr. naar de kampspelen te Rome. De eerste schrijver, die van dit dier melding maakt, is Agatharchides; op hem volgt Strabo, die te Alexandrië een Neushoorn gezien heeft.

Als men ze echter boos maakt of wondt, kan men een aanval verwachten. Volgens mijn ervaring zijn Leeuwen meer geneigd om aan te vallen dan eenig ander Zuid-Afrikaansch wild dier, dat ik ontmoet heb. Daar zij geschikter zijn om zich te verbergen, vlugger en behendiger in 't aanvallen dan de Olifant, de Buffel en het Neushoorndier, houdt ik ze voor veel gevaarlijker dan deze.

De bloeiperiode van deze Zoogdieren-orde is voorbij. In den voortijd leefden in Brazilië Tandeloozen, zoo groot als een Neushoorndier en nog grootere; de kolossaalste, thans nog levende leden der orde hebben hoogstens de afmetingen van een flinken Wolf.

Om deze reden ontmoet men de meeste soorten bijzonder veelvuldig in bosschen, reeds bij het zeestrand, sommige echter in hooge gewesten nog regelmatiger en overvloediger dan in lage. Ieder Neushoorndier bezoekt waarschijnlijk minstens éénmaal per dag het een of andere water, om hier te drinken en zich in het slijk te wentelen.