Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 14 juni 2025


"Weet ge wat beroerd is," zei de Morder, "dat die hatelijke Franschen de mooije graftombe van Otto III vernield hebben; die had ik nu juist zoo gaarne gezien. Nu schepen ze een mensch maar af met een platten steen, waarop je van de atavorum piëtas en de funesta diës kunt lezen. Dan zie ik liever in het geheel niets."

De opgewondenste van de reizigers dweepten over hetgeen zij zien zouden; de Morder bereidde zich voor op de hem wachtende teleurstellingen; Pols keek zijn lijstje van de beste logementen nog eens na.

Holstaff treurde, dat in zulk een mooi land, als Duitschland, zulke afzetters woonden. Veervlug zei, dat Joost of Heintje Pik hem halen mogt, als hij die thee voor Joostjes en Pecco hield. De Morder wist niet, wat hij laffer vond, het vocht of de aardigheid van zijn vriend. Pols trachtte aller gemoederen tot bedaardheid en tevredenheid te stemmen.

"'t Is de moeite naauwelijks waard om al die trappen af te klimmen," zei de Morder, die al tweemaal geproponeerd had om heen te gaan. "Wil jij nog wat blijven?" zei Veervlug: "je kunt hier misschien wel logeren; het steenen bed van den gevangene ligt nog gespreid." "Julie, waar zit je toch?" riep de gade van den geleerde.

ging hij neuriënde voort, zijne donkere lokken opstrijkende. "En dan het Schwartzwald en de Rigi," ging Veervlug voort. "Als de Haarlemmerhout en de Hemelsche Berg maar niet interessanter zijn!" bromde de Morder. "Het zou mij verwonderen, als dat alles zoo heel mooi was."

"Dat dacht ik eergisteren ook," zei Torteltak, "toen ik je aan den rand van den vijver den mac-intosh aantrok." "Toen hadt je omtrent even aangename afwisseling," viel Veervlug in, "als de dief, toen hij eerst gegeeseld en daarna gebrandmerkt werd." "Wat loopen die paarden weêr beroerd langzaam!" riep de Morder. "Dan hebben wij lang genot voor ons geld," grinnikte zijn buurman.

Deze redenering van Dionysius de Morder was zoo in zijn gewone manier en werd niet geïnterrumpeerd, daar Torteltak terwijl zijne polonaise met een klein zakborsteltje schoonmaakte, en zich niet kon begrijpen, dat de spiegel bij Polsbroekerwoud in zulk een donkeren hoek hing; daar Holstaff nog altijd aan de arme paarden dacht en zuchtte; Veervlug op een jeu de mots peinsde, dat niet lukken wilde, en Joachim veel te goedhartig was, om iemand in de rede te vallen, en daarenboven niets wist om zijn vriend in een goede luim te brengen.

Voor hem lag de massa geld uitgespreid; de som beliep meer dan zeven Pruisische thalers. "Dat is toch waarlijk zonderling," zei hij tot De Morder; "ik had er volstrekt geen gedachte op." "Dat zult ge altijd zien," zei deze; "maar ik had eens moeten spelen, dan was het wel anders geloopen." "Maar wat zullen wij met dat geld aanvangen?" vroeg Pols aan Veervlug.

Hij wilde teruggaan; maar zijne moeder hield hem tegen, en beet hem onvriendelijk toe: "Komaan! kunt ge niet meer spelen?" "Het spijt mij, dat ik het gezegd heb," zei De Morder; "maar ik kon ook niet weten, dat hij een fatsoenlijk mensch was." "En gij vondt zeker de vrijheid," zei Van Aartheim, "om het eergevoel van een minder fatsoenlijk mensch te kwetsen?"

Pols klaagde over hevige koude en hoofdpijn, en dat hij zich heel raar gevoelde; en hij bewees de gegrondheid dezer klagten, door in het eind op den grond neêr te storten, en zonder eenige verdere waarschuwing flaauw te vallen. "Daar hebben wij het nu al!" riep de Morder. "Dacht ik het straks niet? Dat is er weêr een voor het doodenhuis." "Bedaar," zei de gids; "hij is nog niet geheel flaauw.

Woord Van De Dag

zelenika

Anderen Op Zoek